5 procent minder sterfte aan hart- en vaatziekten
De sterfte aan kanker en hart- en vaatziekten daalt sinds 2000. Die daling zette in 2020 door. De sterfte aan hart- en vaatziekten daalde meer dan in eerdere jaren: in 2020 overleden 5 procent minder mensen aan deze doodsoorzaak dan een jaar eerder, in de voorafgaande jaren was de daling ongeveer 3 procent. Ook de sterfte aan kanker en andere nieuwvormingen nam iets meer af, met ruim 2 procent. De gestandaardiseerde sterfte aan psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel, waartoe onder andere de ziekte van Alzheimer en dementie behoren, neemt sinds 2018 af. Ook in 2020 was er een afname van 9 procent ten opzichte van het jaar ervoor.
Bij mensen boven de 50 jaar nam de sterfte met een andere oorzaak dan COVID-19 af, met uitzondering van de niet-natuurlijke doodsoorzaken. In 2020 kunnen mensen met chronische ziekten vroegtijdig zijn overleden door COVID-19. Een soortgelijk beeld is te zien in jaren met een griepepidemie, zoals 2018/2019. Deze ontwikkeling was het sterkst bij 80-plussers.
Meer mensen overleden door accidentele val
Het aantal overledenen met een niet-natuurlijke doodsoorzaak (ongevallen, zelfdodingen, en moord en doodslag) neemt sinds 2012 toe en lag in 2020 op bijna 52 per 100 duizend sterfgevallen. De toename komt volledig doordat meer mensen overlijden aan de gevolgen van een accidentele val (onopzettelijk vallen, struikelen of uitglijden). De sterfte door deze doodsoorzaak neemt al sinds 2000 toe. Het aantal overledenen door wegverkeersongevallen en zelfdodingen daalt de afgelopen jaren, en ook in 2020 zette die daling door.