Het geschiedde allemaal in 1953, Nederland was nog maar net bekomen van de Tweede Wereldoorlog en zat midden in de verzuiling. Juist die verzuiling zorgde er voor, dat er zelfs over deze ramp van onvoorstelbare omvang, een gekissebis onstond over de juiste benaming van de ramp, alsof er geen andere problemen waren.
Wat was er aan de hand?
De ramp kreeg vanaf de eerste dag in de pers en algemeenheid de naam ‘watersnoodramp of februariramp’. Logisch toch? Neen dus. Dat was niet de juiste benaming, vonden zowel Rooms-Katholieken als Gereformeerden in Zeeland. Een dergelijke benaming was te algemeen, dat kon anders.
‘Sint-Ignatiusvloed’
Rooms-Katholiek Zeeland sprak voortaan over ‘Sint-Ignatiusvloed’, naar Sint Ignatius, wiens naamdag tot 1969 op 1 februari viel (maar sinds 1969 op 17 oktober).Met deze naam werd een traditie gevolgd om grote overstromingen in het Deltagebied te vernoemen naar de dag van de Rooms-Katholieke Heiligenkalender. Onder meer de Sint-Elisabethsvloeden van 1404, 1421 en 1424, en de Allerheiligenvloeden van 1532 en 1570 zijn hier voorbeelden van.
De naam ‘Sint-Ignatiusvloed’ vond echter niet algemeen ingang, zeer zeker niet bij Protestants-Christelijk Zeeland, zij spraken aanvankelijk liever van ‘Beatrixvloed’, omdat de watersnood plaatsvond in de nacht na de vijftiende verjaardag van Prinses Beatrix. Deze tweede naam maakte nog minder opgang.
Stormramp was een meer zakelijke term, maar te weinig specifiek. Later werd steeds vaker van ‘de Watersnoodramp’ gesproken, of van ‘de Watersnood’, of eenvoudig van ‘de ramp (van 1953)’.
Zoals destijds zij, die in God geloofden over de naam kibbelden, zo kabbelde het water terug in zee en kwam het allemaal weer goed, tot….? God mag het weten!