Tijdens de eerste golf van de coronapandemie in Nederland (week 11 tot en met week 19) was de oversterfte, het verschil tussen de waargenomen en de verwachte sterfte, naar schatting bijna 9 duizend. De verwachte(wekelijkse) sterfte is gebaseerd op eerdere jaren en demografische ontwikkelingen. In de eerste dertien weken van de tweede golf (week 39 tot en met week 51) overleden 6,1 duizend meer mensen dan voor deze periode werd verwacht. Ook tijdens de hittegolf in week 33 en 34 was er oversterfte. In de andere weken van 2020 was de sterfte lager dan verwacht. Hierdoor komt de oversterfte tot en met week 51 uit op 13 duizend mensen.
Het ziekteverzuim was in de eerste drie kwartalen van 2020 hoger dan in voorgaande jaren. Net als in de voorgaande jaren was het verzuim het hoogst in gezondheidszorg en welzijn, 5,9 procent. Binnen deze bedrijfstak was het verzuim het hoogst in verpleging, verzorging en thuiszorg (7,1 procent).
Beperkingen zichtbaar in huwelijkssluitingen, migratie en overlast
Het aantal afgesloten huwelijken en geregistreerde partnerschappen van januari tot en met oktober was 15,4 procent minder dan in dezelfde maanden in 2019. Dit kwam vooral door een sterke daling van het aantal huwelijken in het tweede kwartaal.
Door beperkingen in het grensverkeer kwamen er van januari tot en met oktober 50 duizend immigranten minder dan een jaar eerder, een vijfde minder dan in 2019. Het aantal eerste asielaanvragers en nareizigers lag in dezelfde periode ruim een derde lager dan in 2019. Er emigreerden ruim 8 duizend mensen minder, een daling van 6 procent. De daling van het aantal immigranten en asielzoekers vond vooral plaats in het tweede kwartaal, toen er veel inreisverboden van kracht waren.
De geregistreerde overlast lag in het eerste halfjaar van 2020 bijna 40 procent hoger dan diezelfde periode in 2019. De geregistreerde misdaad was van januari tot en met november 0,5 procent lager dan in 2019. Het aantal woninginbraken nam in deze periode met een vijfde af.
Extreme terugval consumptie
De economie kende in 2020 een zeer sterke golfbeweging: extreme krimp in het tweede en extreme groei in het derde kwartaal, die echter niet hoog genoeg was om de krimp in het tweede kwartaal en het eerste te compenseren. Het bruto binnenlands product (bbp) kromp in de eerste drie kwartalen van 2020 met 4,1 procent ten opzichte van de eerste drie kwartalen van 2019. Deze krimp kwam vooral op conto van de daling van de consumptie door huishoudens (6,4 procent) door het beperken van de consumptiemogelijkheden door overheidsmaatregelen, zoals sluiting van horecagelegenheden. Ook de afname van de investeringen met 3,5 procent droeg bij aan de krimp van het bbp. De uitvoer kromp met 4,6 procent, maar doordat de invoer met 4,7 procent kromp, bleef het handelssaldo redelijk overeind.
Dat de ene bedrijfstak meer last heeft van beperkende maatregelen dan de andere is goed te zien aan de ontwikkeling van de toegevoegde waarde. In de eerste drie kwartalen van 2020 kromp de toegevoegde waarde in de horeca met 33 procent ten opzichte van een jaar eerder, en in cultuur, recreatie en overige diensten met 23 procent. Ook vervoer en opslag (met hierin de luchtvaart) en verhuur en overige zakelijke diensten (met hierbinnen de reisbranche en de uitzendbranche) krompen met respectievelijk 16 en 15 procent. De gezondheidszorg en welzijn kromp met 7 procent, doordat de bestrijding van COVID-19 reguliere behandelingen verdrong. De delfstoffenwinning kromp met 24 procent, vanwege het verder dichtdraaien van de gaskraan.
Minder faillissementen
Het aantal faillissementen was in 2020 lager dan een jaar eerder. Mogelijk spelen hier de steunpakketten van de overheid een rol. In het tweede en het derde kwartaal gaf de overheid 36 miljard euro meer uit dan er binnenkwam. Voor de coronacrisis kende Nederland nog een begrotingsoverschot.
De werkzame beroepsbevolking was van januari tot en met november gemiddeld ongeveer gelijk aan die in dezelfde periode van 2019. Door de groei van de bevolking van 15 tot 75 jaar viel de nettoarbeidsparticipatie gemiddeld lager uit: deze daalde van 68,8 naar 68,4 procent. De werkloosheid steeg in deze periode van gemiddeld 3,4 naar 3,8 procent van de beroepsbevolking.
Minder mobiliteit én minder uitstoot
Van januari tot en met november waren er 70 procent minder vliegpassagiers op Nederlandse luchthavens in vergelijking met een jaar eerder. Het aantal inchecks in het openbaar vervoer tot aan week 50 was de helft van dat in 2019. Het wegverkeer tot en met week 51 was doordeweeks gemiddeld 82 procent van dat in 2019 en in de weekenden 76 procent. Vanwege de coronacrisis én CO2-beperkende maatregelen lag de CO2-uitstoot (inclusief die door het internationale vliegverkeer) in de eerste drie kwartalen onder die een jaar eerder. De afzet van motorbrandstoffen uitgedrukt in energiewaarde daalde in de maanden januari tot en met september met 6 procent ten opzichte van de overeenkomstige periode een jaar eerder. Dit impliceert dat er althans door het verkeer en het vervoer naast CO2 ook minder fijnstof en NOX is uitgestoten.