Aantal gemeenten met name vanaf jaren zestig gedaald
In 1899 telde ons land 1 121 gemeenten. Door opheffing en samenvoeging van gemeenten is dit aantal voortdurend afgenomen. Sinds 1 januari 2023 zijn er nog 342 gemeenten; een afname van ongeveer 70 procent ten opzichte van 1899.
Tot eind jaren vijftig liep het aantal gemeenten nog niet zo sterk terug, maar sinds de jaren zestig vonden er veel herindelingen plaats, waardoor het aantal gemeenten flink daalde. De gedachte achter de herindelingen was dat grotere gemeenten meer bestuurskracht hebben om al hun taken goed te kunnen uitvoeren. Recent is de afname van het aantal gemeenten vrijwel tot stilstand gekomen, omdat er nauwelijks nog herindelingen of samenvoegingen zijn.
Steeds minder kleine gemeenten
Door zowel herindelingen, als een verdrievoudiging van de Nederlandse bevolking, is de omvang van gemeenten in de afgelopen 125 jaar behoorlijk veranderd. Zo zijn er vrijwel geen kleine gemeenten meer. Het gemiddelde aantal inwoners per gemeente is ruim vertienvoudigd van 4,5 duizend in 1899, tot 52,5 duizend in 2024. Vooral het aandeel zeer kleine gemeenten – met minder dan 5 duizend inwoners – nam af. In 1899 had nog 82 procent van alle gemeenten minder dan 5 duizend inwoners. De kleinste gemeente destijds was Hemmen, met slechts 214 inwoners. Tegenwoordig is Hemmen een dorpje in de Gelderse gemeente Overbetuwe. In 2024 zijn er nog maar vijf gemeenten met minder dan 5 duizend inwoners: Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling, Vlieland en Rozendaal. Schiermonnikoog is met 972 inwoners de kleinste gemeente.
Na 1990 daalde ook het aandeel gemeenten met een inwonertal tussen de 5 duizend en 20 duizend, tot 17 procent in 2024. Sinds 2000 is het percentage gemeenten met 50 duizend tot 100 duizend inwoners bijna verdrievoudigd. Het aandeel grote gemeenten (vanaf 100 duizend inwoners) is verdubbeld.
Steeds minder kleine gemeenten
Door zowel herindelingen, als een verdrievoudiging van de Nederlandse bevolking, is de omvang van gemeenten in de afgelopen 125 jaar behoorlijk veranderd. Zo zijn er vrijwel geen kleine gemeenten meer. Het gemiddelde aantal inwoners per gemeente is ruim vertienvoudigd van 4,5 duizend in 1899, tot 52,5 duizend in 2024. Vooral het aandeel zeer kleine gemeenten – met minder dan 5 duizend inwoners – nam af. In 1899 had nog 82 procent van alle gemeenten minder dan 5 duizend inwoners. De kleinste gemeente destijds was Hemmen, met slechts 214 inwoners. Tegenwoordig is Hemmen een dorpje in de Gelderse gemeente Overbetuwe. In 2024 zijn er nog maar vijf gemeenten met minder dan 5 duizend inwoners: Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling, Vlieland en Rozendaal. Schiermonnikoog is met 972 inwoners de kleinste gemeente.
Na 1990 daalde ook het aandeel gemeenten met een inwonertal tussen de 5 duizend en 20 duizend, tot 17 procent in 2024. Sinds 2000 is het percentage gemeenten met 50 duizend tot 100 duizend inwoners bijna verdrievoudigd. Het aandeel grote gemeenten (vanaf 100 duizend inwoners) is verdubbeld.
Meeste mensen in gemeenten met meer dan 100 duizend inwoners
De aanblik van Nederland op de kaart is sterk veranderd door al deze samenvoegingen tot grotere gemeenten, maar ook door migratie en natuurlijke bevolkingsgroei van de gemeenten zelf. In 1899 woonde ruim een derde van de bevolking in de kleinste gemeenten (tot 5 duizend inwoners). In 2024 wonen de meeste mensen in de grote gemeenten (vanaf 100 duizend inwoners): 38 procent. Naar verhouding nam de bevolking in middelgrote gemeenten (20 tot 50 duizend inwoners) het meest toe, van 9 tot 33 procent.