-IOWA CITY – Dat Trump niet alleen sociale programma’s vol in het vizier neemt, maar ook de ambtenaren die ze uitvoeren, is niet nieuw, schrijft Colin Gordon, hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit van Iowa. Het kadert in een eeuw aan conservatieve reacties tegen progressieve hervormingen in de VS.
Een groot deel van de 20e eeuw werden ingrijpende pogingen om de Amerikaanse overheid te hervormen – zoals de ‘New Deal’ en de ‘Great Society’ – gedreven door een progressieve intentie om de overheid te laten werken voor de gewone Amerikaan.
Maar die pogingen stuitten elke keer op een conservatieve tegenreactie, die de rol van die overheid wilde inperken en heroriënteren volgens de belangen van het bedrijfsleven. Die tegenreactie is ook de essentie van ‘Project 2025’ van de Heritage Foundation – de blauwdruk voor een tweede regering-Trump.
Project 2025, dat afwisselend werd afgewezen en omarmd door Donald Trump tijdens zijn campagne in 2024, is een verzameling conservatieve beleidsvoorstellen – waarvan er veel zijn geschreven door veteranen van zijn eerste regering. Het doet denken aan soortgelijke projecten, zowel liberaal als conservatief, die een gewaagde agenda uiteenzetten voor een nieuwe regering.
Maar Project 2025 doet dat met bijzondere details en urgentie, in de hoop dramatische veranderingen teweeg te brengen vóór de tussentijdse verkiezingen in 2026. Het voorwoord waarschuwt al: “Conservatieven hebben maar twee jaar en maar één kans om dit goed te doen.”
De eerste regering van Franklin D. Roosevelt zette de standaard voor die transformatie in de eerste ‘100 dagen‘ – nog altijd een veelgebruikt referentiepunt voor de evaluatie van een regering.
Sociale hervormingen en Roosevelt
In 1933, diep in de Grote Depressie, werd Roosevelt geconfronteerd met een land waarin de bedrijfsactiviteit was stilgevallen. Bijna een derde van de beroepsbevolking was werkloos en de economische ellende en onrust waren alomtegenwoordig.
Maar Roosevelts zogenaamde ‘New Deal’ ontvouwde zich minder als een groots plan om de Depressie te bestrijden, en meer als een strijd om beleidsexperimenten.
Roosevelt voerde geen campagne voor wat later unieke prestaties van de New Deal zouden blijken, zoals uitgebreide noodhulpprogramma’s, subsidies voor boeren, financiële hervormingen, sociale zekerheid, het minimumloon en federale bescherming van de rechten van werknemers.
Die prestaties kwamen aarzelend tot stand na twee jaar van gefrustreerde of ineffectieve beleidsvorming. En ze zijn eerder het resultaat van de politieke mobilisatie en de eisen van Amerikaanse arbeiders, dan van Roosevelts politieke visie.
Een generatie later ontstond op gelijkaardige manier een nieuwe golf van sociale hervormingen. Deze keer was het niet de algemene economische ellende die tot actie aanzette, maar de aanhoudende ongelijkheid – met name raciale ongelijkheid – in een verder welvarende tijd.
De ‘Great Society’ van Johnson
President Lyndon B. Johnson’s ‘Great Society’-programma’s verklaarden de oorlog aan armoede en introduceerden daarvoor een waaier aan federale initiatieven in de steden, in het onderwijs en inzake burgerrechten.
Daarbij waren onder meer medische zorg voor armen en ouderen via Medicaid en Medicare, een ingrijpende uitbreiding van de federale steun voor lager en secundair onderwijs en baanbrekende wetgeving rond stemrecht en burgerrechten.
Net als de New Deal had dat beleid vooral tot doel om de sociale beweging van dat moment te mobiliseren, eerder dan het nationaal beleid vorm te geven.
Verzet
De conservatieve agenda in de VS focust zich al sinds de jaren 1930 op de reactie tegen de New Deal en de Great Society.
De centrale boodschap is doorgaans dat “big government” zijn boekje te buiten is gegaan en de individuele rechten in het gedrang brengt. Bovendien zijn de architecten van de hervormingen niet alleen fout, maar ook landverraders. Project 2025 belooft op dat vlak bijvoorbeeld niet alleen een politieke ruk naar rechts, maar ook “het verslaan van het anti-Amerikaans links”.
Zo reageerden de Republikeinen tijdens de midterms van 1946 tegen de New Deal. Ze speelden in op de tegenstand tegen de hervormingen in de bedrijfswereld en de ontevredenheid bij de bevolking omwille van de inflatie. Met steun van Democraten in de zuidelijke staten konden ze vermijden dat de New Deal werd uitgebreid en haalden ze voorstellen voor volledige tewerkstelling en nationale gezondheidszorg onderuit.
Een jaar later, in 1947, sloegen ze ook terug naar de vakbonden met de Taft-Hartley Act. Die ondermijnde de federale wetgeving door staten het recht te geven om “right to work”-wetgeving goed te keuren. En ze lanceerden de beruchte anticommunistische zuivering van het ambtenarenapparaat, waarbij bijna vijftienduizend mensen ontslagen werden.
Powell
In 1971 nam de Amerikaanse Kamer van Koophandel Lewis Powell – die het jaar erna door Nixon benoemd zou worden in het Hooggerechtshof – onder de arm om het politieke landschap in kaart te brengen.
Zijn memorandum karakteriseerde het politieke klimaat aan het begin van de jaren 1970 – inclusief de Great Society programma’s, de anti-oorlogsbeweging en de Civil Rights movement van de jaren 1960 – als niets minder dan een “aanval op het vrij ondernemerschap“.
In een voorproefje voor de huidige Amerikaanse politiek besteedde Powell’s memorandum speciale aandacht aan het “koor van kritiek” – afkomstig van “de volstrekt respectabele elementen van de samenleving: de universiteitscampus, de preekstoel, de media, de intellectuele en literaire tijdschriften, de kunsten en wetenschappen, en politici.”
Powell beschreef de sociale maatregelen in de New Deal en Great Society als “socialisme of een vorm van etatisme” en pleitte ervoor om bedrijfsbelangen en handelsprioriteiten opnieuw centraal te stellen in het Amerikaanse politieke leven.
Bouwen aan een conservatieve infrastructuur
Powell capteerde de conservatieve tijdsgeest aan het begin van wat een lange en beslissende ruk naar rechts zou worden in de Amerikaanse politiek. Belangrijker nog: zijn memorandum hielp de vorming van een conservatieve infrastructuur te stimuleren – in de rechtbanken, in de beleidswereld, op universiteiten en in de media – om terug te vechten tegen dat “koor van kritiek”.
Die politieke verschuiving zou een waaier van organisaties en initiatieven opleveren, inclusief de politieke mobilisatie van bedrijven. Het beste voorbeeld daarvan zijn de Koch-broers en de libertair-conservatieve lobbygroep die ze hebben opgericht, de ‘Americans for Prosperity’.
Het leverde ook een nieuwe golf op van conservatieve stemmen op radio en tv voor rechtse denktanks en drukkingsgroepen – waaronder de Heritage Foundation, de geestelijke vader van Project 2025.
Reagan
In de nationale politiek kwam die conservatieve reactie helemaal tot expressie in de campagne van Ronald Reagan in 1980. De “Reagan Revolution” verenigde economische en sociale conservatieven met als centrale doel de ontmanteling van wat er nog overbleef van de New Deal en de Great Society.
De triomf van Powell was evident doorheen dat beleid. Reagan maakte komaf met sociale programma’s, verklaarde de oorlog aan de vakbonden, versoepelde economische en sociale regels (of weigerde ze af te dwingen) en verminderde belastingen voor de bedrijven en de rijken.
Publiek argumenteerde de regering-Reagan dat die belastingverminderingen zichzelf zouden terugbetalen, omdat ze gecompenseerd zouden worden door economische groei. Achter de schermen deed het er niet toe: als de belastinginkomsten alsnog zouden dalen, zou het begrotingstekort een voorwendsel kunnen zijn “om het beest uit te hongeren” en meer programma’s te schrappen.
De visie van Reagan, en de twijfelachtige fiscale logica, kwamen ook weer terug in het “Contract with America”, dat werd voorgesteld door Republikeinen in het Congres na hun winst in de midterms van 1994.
In deze principeverklaring werd, naast belastingvoordelen voor het bedrijfsleven, ook voorgesteld om diep te snijden in sociale programma’s. Het was misschien wel het meest opmerkelijk omdat het de regering Clinton aanmoedigde om de Personal Responsibility and Work Opportunity Act van 1996 aan te nemen, “het einde van de welzijnszorg zoals we die kennen”, zoals Clinton beloofde.
De ‘deep state’ in het vizier
Project 2025, de laatste telg in een serie blauwdrukken voor ingrijpende verandering, haalt flink wat inspiratie uit twee van die conservatieve voorlopers.
Net zoals in de jaren 1940 richt het zich niet alleen op het beleid, maar ook op de ambtenaren die dat beleid uitvoeren – de ‘deep state’, zoals Trump die noemt.
In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog werd slappe bureaucraten verweten dat ze werkten voor meesters in de Sovjetunie. Vandaag heeft Project 2025 tot doel “de Administratieve Staat in het gareel te krijgen en in dat proces ook de woke-cultuurstrijders te bekampen die elke Amerikaanse instelling hebben geïnfiltreerd, en hen financiering te ontnemen.”
En net zoals Powells memorandum uit 1971 belooft Project 2025 de kracht van de bedrijfswereld te mobiliseren “om het dynamische genie van vrij ondernemen te laten winnen tegen de grauwe ellende van het door de elite geleid socialisme.”
Wat hun bron ook was – partijprogramma’s, onruststokers in het Congress, denktanks of lobbygroepen – het succes of falen van dergelijke blauwdrukken berustte niet op hun visie of populaire aantrekkingskracht, maar op de politieke macht die ermee gepaard ging. De New Deal en Great Society kregen momentum en betekenis door de sociale bewegingen die hun agenda’s vormgaven en politici ter verantwoording riepen.
De lijn van conservatieve tegenreacties is in essentie een handhaving van de macht van bedrijven. Welke populistische kantjes de tweede Trump-regering ook mag bezitten, de kern van de conservatieve culturele en politieke agenda in 2025 is de ontmanteling van wat er nog over is van de New Deal of de Great Society, en om het ongebreidelde “vrije ondernemen” te verdedigen tegen critici en alternatieven.