Dat is een verruiming van het eerdere standpunt, waarin de KNMG artsen adviseerde niet tot euthanasie over te gaan als er geen communicatie mogelijk is met de patiënt. Dat standpunt werd in 2012 aangescherpt, na twee gevallen waarin de toetsingscommissie had geoordeeld dat er onzorgvuldig was gehandeld door artsen.
Dat men het standpunt nu heeft aangepast, heeft onder meer te maken met een uitspraak van de Hoge Raad in april vorig jaar. Daarin oordeelde het hoogste rechtscollege dat een arts die het leven had beëindigd van een zwaar demente patiënt niet strafbaar was. De vrouw was niet meer in staat om een eerder schriftelijk euthanasieverzoek te bevestigen.
Het nieuwe standpunt moet volgens de KNMG artsen houvast bieden om samen met patiënten en naasten op een verantwoorde wijze afwegingen te maken en tot een beslissing te komen. De KNMG benadrukt dat er in het geval van euthanasie bij wilsonbekwame mensen met vergevorderde dementie wel altijd een schriftelijk euthanasieverzoek moet zijn, opgesteld door de patiënt toen hij of zij nog wilsbekwaam was.
Ook gaat het om uitzonderlijke situaties, waarbij er sprake moet zijn van ondraaglijk lijden. Verder mogen er geen zogenoemde contra-indicaties zijn, waarbij de patiënt duidelijk aangeeft geen euthanasie meer te willen. Als er twijfel bestaat rond een van deze zaken moet de arts volgens de KNMG afzien van euthanasie.