-Mettingen- (D) (KNA) Een kunstmuseum genaamd ‘Draiflessen collectie‘ vermoedt niemand in een zo klein dorp als het Duitse Mettingen, in de regio Tecklenburg. Het futuristische witte gebouw uit 2009, aan de rand van het dorp, nodigt uit om naar binnen te gaan.Werken grote meesters hangen nu in de provincie.
Door Johannes Schönwälder
Gebouwd is het museum door de C&A- ondernemersfamilie Brenninkmeijer, wier wortels in het dorp Mettingen, in het noorden van de deelstaat Nordrhein-Westfalen liggen.
De Brenninkmeijers waren eeuwenlang ‘Tüötten’ ofwel ‘Kiepkerels’ – wandelende en rondtrekkende deur-aan-deur-verkopers, die linnen textiel uit handarbeid in de aangrenzende regio tot in Nederland en uiteindelijk heel Noord-Europa verkochten.
Heden-ten-dage is Nederland hun middelpunt inzake handel drijven. Hun nauwe verwantschap met het Duitse Mettingen ging echter nooit verloren, alle Brenninkmeijers laten zich er zelfs na hun dood begraven. Met de bouw van het museum wilde de miljardairsfamilie bewust hun band met het dorp versterken.
Regelmatig vinden er in de ‘Draiflessen-collectie’ opmerkelijke tentoonstellingen plaats. Meestal internationale kunstwerken welke betrekking hebben op maatschappelijke thema’s. Daarnaast herbergt het museum, met de beroemde “Liberna Collectie”, een omvangrijke verzameling van manuscripten, etsen en boeken alsook schilderijen van Duitse en Hollandse meesters, met topstukken van Albrecht Dürer en Rembrandt.
De naam ‘Draiflessen’ komt uit een oude geheimtaal van de Tüötten. ‘Flessen’ is de ‘vlas’, het ‘Linnen’. Het grondwoord ‘drai’ heeft daarentegen meerdere betekenissen, zoals ‘draaien’ en ‘handel drijven’, maar ook ‘drie’ en ‘Drievuldigheid’. Duidelijk herkenbaar is de nauwe band van de Brenninkmeijers met het Rooms-Katholieke geloof. Dat vindt men ook terug in de derde afdeling in de ‘Draiflessen-collectie’, het archief met documenten over de familiegeschiedenis. Een kleine tentoonstelling verduidelijkt hier de wortels van het sociale en charitatieve engagement van de ondernemersfamilie. Die werd gevormd door de (cultuur)strijd in het midden van de 19e eeuw tussen de protestantse heersers in Pruisen en de Katholieke inwoners van het Münsterland.
De broers Clemens en August Brenninkmeijer richtten in 1841 het textielwarenhuis “C & A” op. (De letters C en de A zijn respectievelijk de eerste letters hunner voornamen). Slechts twee maanden later documenteerde August Brenninkmeijer al een geschenk ‘aan de armen’ in zijn boekhouding, legt de wetenschappelijk museumdirecteur Kai Bosecker uit. Zij ondersteunden de bouw van de Katholieke Kerk in Mettingen evenals de bouw van talloze Katholieke ziekenhuizen en scholen. Onder de afstammelingen van Clemens en August zijn veel zonen die Priesters werden en deels als missionaris naar Brazilië of Papoea-Nieuw-Guinea gingen. Brieven, oude foto’s, afbeeldingen en facturen doen kond daarvan.
Het museum voert momenteel de tentoonstelling ‘Liefde’, het tweede deel van de trilogie ‘Geloof, Liefde, Hoop’. Het eerste deel was in de zomer, het derde deel wordt getoond vanaf mei 2020. De tentoonstelling onderzoekt de vragen: “Hoe wij liefhebben, wie en waarom wij liefhebben en wat er gebeurt als de liefde eindigt”, zegt regisseur Corinna Otto. Te zien zijn werken van Maria Lassnig, Marc Chagall, Philippe Vandenberg en Stephan Balkenhol. Er zijn ongeveer een dozijn werken, maar elk werk vertelt over een emotie rond het thema liefde. Het was niet het doel om zoveel mogelijk stukken te exposeren, maar om het onderwerp door middel van een paar werken te verdiepen, aldus Otto.
Het museum zelf weerspiegelt de maatschappelijke betrokkenheid van de Brenninkmeijers. Zij wilden het aanbod van cultuur in de regio uitbreiden en zo – ver weg van de metropolen- ook kunst exposeren. Het museumconcept omvat speciale programma’s voor gezinnen of rondleidingen voor mensen met speciale behoeften, zoals dementiepatiënten.
De vele schenkingen die de Brenninkmeijers vooral aan de Katholieke Kerk en haar sociale vereniging Caritas hebben gedaan, gaan nog steeds door, in Nederland via de stichting Porticus. Waar en vooral hoeveel geld men doneerde is en blijft een raadsel. Hoewel het ondernemersgezin hun geluk deelt met de behoeftigen, doet het dit niet publiekelijk. Bij hoge uitzondering deelt men wel mee dat er tientallen jaren lang donaties aan Caritas in de DDR werden gedaan, onthult Bosecker. Het bewijs hiervan zou in het familie-archief liggen. “Maar wij staan op het punt dat door te spitten.” Werk voor de komende jaren in het museum in de provincie.
Foto: Draiflessen