Natuurdata
Voor het gestructureerd verzamelen van natuurdata werken verschillende organisaties, gespecialiseerd in een bepaalde groep dieren of planten, samen. Zo trekken het CBS en Sovon Vogelonderzoek Nederland (Sovon) gezamenlijk op bij de monitoring van broedvogels. Sinds 1984 organiseert en coördineert Sovon de landelijke broedvogelmonitoring, waarbij ze duizenden deskundige vrijwilligers aansturen en ervoor zorgen dat de data over broedvogels binnenkomen. Deze tellingen vinden plaats volgens een standaardmethode: de kwaliteit van de informatie wordt gewaarborgd door het tellen via een vaststaand protocol te laten verlopen. ‘Voor de populatieschatting van broedvogels gebruikt het CBS de NEM-meetnetten’, vertelt Tom van der Meij, statistisch onderzoeker bij de natuurstatistieken van het CBS. ‘Op de tellingen voeren we diverse controles uit, bijvoorbeeld op sterk afwijkende gegevens. Op die manier waarborgen we dat de tellingen kwalitatief goed en betrouwbaar zijn. Samen met Sovon zorgen we er ook voor dat de tellingen over het land verspreid plaatsvinden, waardoor de cijfers voldoende representatief zijn voor de Nederlandse broedvogels.’
Maatschappelijk debat
‘Nederland heeft een internationale plicht om te rapporteren hoe het met de natuur gaat. Dit ligt vast in allerlei verdragen en vogelrichtlijnen. Bijzonder is wel dat de Europese Unie specifiek vraagt naar de populatieontwikkeling van de boerenlandvogels’, zegt Van der Meij. Volgens Jos Hooijmeijer, ecoloog en onderzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen, draagt helderheid in cijfers over waar we nu staan, bij aan het maatschappelijke debat over de toekomst van de Nederlandse landbouw. ‘Het laat zien of we op de goede weg zijn, of dat er nog beleidsaanpassingen nodig zijn om een natuurinclusieve kringlooplandbouw te realiseren, zoals minister Schouten graag wil’. Een ander voorbeeld dat laat zien hoe belangrijk goede data zijn is het verbod op het rapen van kievitseieren. ‘Zes jaar geleden was het nog toegestaan om in Friesland kievitseieren te rapen. De statistieken die het CBS maakte over de dalende populatieontwikkeling van de kievit hebben bijgedragen aan een verbod op het rapen van deze eieren’, aldus Van der Meij.
Voor het behoud van de boerenlandvogels is de huidige boerenpraktijk niet ideaal
Daling nestsuccessen
Sinds 1960 is er een permanente daling in de populaties van Nederlandse boerenlandvogels te zien. De populaties van 27 soorten kenmerkende boerenlandvogels zijn sinds 1990 gehalveerd, en van enkele soorten is de daling recent versneld. Het nestsucces is een eerste indicatie van hoe populaties zich verder zullen ontwikkelen en dit wordt daarom sinds 2000 gevolgd. Als alle nesten van boerenlandvogels ten minste één jong zouden voortbrengen, is het nestsucces 100 procent. In de natuur gaat echter altijd een deel van de nesten verloren, en ook van de uitgekomen kuikens sterft een aanzienlijk deel nog vóórdat de vogels volwassen worden. Recent is ook dit nestsucces bij de grondbroeders onder de boerenlandvogels (zoals de grutto en kievit) gedaald, van ongeveer 60 procent in 2012 naar ongeveer 40 procent in 2019. ‘Dat het zo slecht gaat met de populaties van de boerenlandvogels heeft onder andere te maken met de veranderingen in agrarisch landschapsbeheer, en in de flora en fauna rondom het boerenland’, zegt Jelle van Zweden, statistisch onderzoeker bij de natuurstatistieken van het CBS.
Ontwikkelingen agrarische sector
De agrarische sector heeft in de loop der jaren enorme ontwikkelingen doorgemaakt. Onder andere ruilverkaveling, waarbij land van de ene boer naar de andere boer ging, zorgde ervoor dat het agrarisch landschap enorm op de schop ging. Houtwallen werden gerooid, wegen werden aangelegd, het land werd gedraineerd en samengevoegd om schaalvergroting mogelijk te maken. Grasland werd zwaarder bemest, vaker en vroeger gemaaid en ingezaaid met monoculturen van Engels raaigras. ‘Een andere ontwikkeling is het vervangen van beweiding door stalvoedering, waarbij het vee permanent op stal blijft staan en de boer het land ingaat om het gras te maaien. Dit alles heeft een grote impact op het leefgebied van de boerenlandvogels’, zegt Van der Meij.
Ontwatering weilanden en akkers
Maar er zijn nog meer redenen voor de afname van de populaties van boerenlandvogels. ‘Zoals de versnelde en diepere ontwatering van weilanden en akkers. Ook dit heeft gevolgen voor de vegetatie, en dus ook op het voedselaanbod en de leefomgeving van de boerenlandvogels’, aldus Van Zweden. ‘Wormen zijn moeilijker te vinden en er zijn minder insecten voor de vogels om te eten. Volwassen steltlopers zoals de grutto of de scholekster kunnen door de verdroging minder goed hun snavel in de grond prikken, omdat de grond harder is. Kuikens vinden minder insecten op de grond en in de vegetatie.’ Voor het behoud van boerenlandvogels is de huidige boerenpraktijk duidelijk niet ideaal. ‘Een kentering op gang brengen zal nog veel inspanning vergen bij het ontwikkelen van natuurinclusieve kringlooplandbouw’, aldus Van der Meij.