De Heilige Blasius. Wie was hij ?

Leestijd: 6 minuten

Bisschop Blasius hield zich vanwege de heersende christenvervolgingen onder keizer Licinius (311-323) schuil in een bos. Volgens de legende leefde hij daar in vrede met de wilde dieren. Ze kwamen hem zelfs opzoeken om zich door hem te laten genezen. Hij werd bij toeval gevonden, toen Romeinse soldaten op zoek waren naar wilde beesten die men nodig had voor de spelen.

Een van de Romeinse volksvermaken bestond erin dat ten aanschouwen van duizenden toeschouwers ter dood veroordeelden in de arena moesten vechten met wilde dieren.

Legende

Dit is de geschiedenis van een heilige, die de dieren liefhad en daarom op zijn beurt door de dieren werd bemind. Zo begint het prachtige verhaal over de heilige Blasius, bisschop van Sebaste. Hij hielp en genas alle schepselen, zowel mens als dier. De heidenen waren jaloers en wilden hem en andere christenen doden in de plaatselijke arena. Daarom zond de gouverneur in 316 zijn soldaten de bergen in om wilde dieren te vangen voor die wrede spelen. Maar er was geen beest te bekennen tot zij in Blasius’ grot kwamen.

Daar vonden zij alle dieren, en met name alle wilde dieren waarvoor zij zo bang waren: leeuwen, tijgers, luipaarden, beren en wolven: zij brachten hun dagelijkse morgengroet aan de heilige man. Midden tussen hen in lag Sint Blasius in gebed. Hij was daar zo ernstig in verdiept, dat hij de soldaten die met hun netten en speren waren gekomen om de dieren te vangen, zelfs niet opmerkte. Hoewel de dieren zeer bang waren, bewogen zij zich niet en gaven geen enkel geluid; zij wilden hun meester niet storen. Zij hielden zich doodstil, terwijl zij met hun grote gele ogen de soldaten aanstaarden. Maar die waren zo verbaasd door wat zij daar te zien kregen, dat ze stilletjes weer wegslopen zonder ook maar een vinger uit te steken naar een van de dieren, ja zelfs zonder een woord te wisselen met de heilige man. Zij veronderstelden natuurlijk dat zij een verschijning hadden van Orfeus of van een andere heidense godheid, die de dieren betoverd had. En zij gingen terug naar de gouverneur om hem te vertellen wat zij hadden meegemaakt.

“Zo, dat moet dan een christen wezen”, antwoordde gouverneur Agricola, toen hij het hele verhaal gehoord had, “want alleen christenen zijn zulke dikke vrienden met de dieren. Breng hem op staande voet hier vóór mij.”  Dat gebeurde.

Toen hij naar de stad werd overgebracht – aldus de Legenda Aurea – kwam een vrouw op hem af met haar zoontje bij wie een visgraat in de keel was blijven steken. Het kind dreigde te stikken. Onder tranen smeekte zij hem om hulp. Blasius legde het kind de handen op en sprak een gebed uit dat het kind gered mocht worden. En dat hetzelfde mocht gebeuren die in zijn, Blasius’,  naam God om hulp zouden vragen. Op hetzelfde moment werd het jongetje gered.

Legende van het varken en de kaars
Een vrouwtje was straatarm. Een varken was al wat zij bezat. Dat nu was gestolen door een wolf. Ten einde raad riep zij Blasius’ hulp in. De heilige glimlachte en zei: “Wees maar niet bedroefd. U krijgt uw varken terug.” Op hetzelfde moment verscheen de wolf met het varken en gaf het de vrouw terug.

Eenmaal in de stad werd Blasius aan folteringen onderworpen, en gevangen gezet. Het vrouwtje aan wie hij het varken had terugbezorgd, hoorde dat. Zij slachtte haar varken en bracht hem de kop en de pootjes, een kaars en wat brood. Dankbaar nam hij ervan. Daarbij zei hij tegen haar: “U moet in de kerk die aan mij wordt toegewijd elk jaar een kaars offeren. Dat zal u, en ieder die dat doet, tot zegen strekken.” Ze deed wat hij gezegd had; vanaf dat moment leidde zij een gelukkig en zegenrijk leven.
[183]

Na veel folteringen werd de heilige onthoofd. De dieren huilden en jankten voor de verlaten grot, en snuffelend zochten zij hem overal, als verdwaalde honden die hun meester verloren hadden. Ook voor de dieren in het woud was het een droeve dag, toen Sint Blasius voor altijd van hen was afgenomen.
[167]

Zo werd Sint Blasius opgepakt en aan folteringen onderworpen. Eerst deed men pogingen om hem te verdrinken, maar hij wandelde eenvoudig over de golven weg. Toen werd hij letterlijk over de hekel gehaald en zijn lichaam werd met wolkammen opengereten. Uiteindelijk werd hij naar de executieplaats buiten de stad geleid om te worden onthoofd, volgens zeggen in gezelschap van twee kinderen en zeven vrouwen.

Verering & Cultuur
Nadat in de 8e eeuw een kerk aan hem was gewijd in de Duitse stad Erfurt, verspreidde zich zijn verering over heel Europa. In de 10e eeuw kwamen relieken van hem terecht in het Zwarte Woud; sindsdien heette de abdij van Reginbertus van Seldenbüren († 963; feest 29 december) Sankt Blasien. In het Vlaamse Rumbeke vindt jaarlijks rondom zijn feestdag de Blasiuskermis plaats. De Nederlandse plaats Cadier en Keer heeft elk jaar een Blasiusbedevaart.

Men bad vroeger:
`De Heilige Blasius helpt degeen
van colyk, graveel en steen
van keelpijn en meer andere plaghen
die door gebeën zyn bystand vraeghen’.

In het Westen behoort hij tot de Veertien Noodhelpers.

De wonderbaarlijke genezing van het jongetje met de doorgeslikte visgraat ligt aan de basis van de zogeheten Blasiuszegen. Op 3 februari komen de gelovigen in de kerk naar voren; de priester houdt bij elk twee – al of niet brandende – gekruiste kaarsen voor de keel en spreekt het volgende gebed uit:

‘Door de voorspraak van de heilige bisschop en martelaar Blasius, moge God u bevrijden van keelziekten en alle andere kwaad. In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’ (de priester maakt het zegengebaar).

Volgens de Kath Enyclodie (Amsterdam/Antwerpen, 1950; deel 5 kol.248) gaat het gebruik van de kaarsen bij de Blasiuszegen terug op een middeleeuwse devotiepraktijk welke inhield dat men aan Sint Blasius kaarsen offerde. Dat berust op een legende. In de grot waar Blasius zich verborgen hield zou hij elke dag bezoek gekregen hebben van een weldoenster die hem voedsel bracht en een kaars. De heilige bisschop zou aan die vrouw gevraagd hebben dit gebruik ook voort te zetten na zijn dood. Als men dan om zijn voorspraak bad om van elke ziekte verschoond te blijven kon men dat gebed kracht bijzetten door een kaars te offeren. Het Liturgisch Woordenboek suggereert dat die kaarsen in verband stonden met het feest van de vorige dag, Maria Lichtmis. Daar werden ze gebruikt bij de lichtprocessie.

 

Patronaten
Hij is patroon van Paraguay; in België van Sint-Blasius-Boekel (gem. Zwalm); in Duitsland van Braunschweig, Mühlhausen (Thüringen) en Sankt-Blasien (Baden-Württemberg); in Italië: van Napels en in Joego-Slavië: van Dubrovnik.

 

Hij is beschermheilige van lijders aan keelziekten; van dokters (op grond van het feit dat hij mensen en dieren genas); van kaarders (vanwege de krammen waarmee hij gemarteld werd) en beroepen waarbij kammen of krammen werden gebruikt wol- en lakenproducenten, wolarbeiders (vanwege de hekel), wolkammers, wolhandelaren, spinnerijeigenaren en wevers, vervolgens kleermakers en meer in het bijzonder hoeden-, kousenmakers en schoenmakers; vandaar ook leerlooiers en dus ook runder- en varkenshoeders en meer in het algemeen boerenknechten; nog altijd vanwege de krammen is hij ook patroon van metselaars, stukadoors en steenhouwers (dit laatste vanwege het feit dat volgens de legende zijn hoofd werd afgeslagen met een ijzeren steenkap, het werktuig dat steenhouwers gebruiken om stenen op maat te bikken. Zo vinden we dat afgebeeld bij de St-Blaisekapel te Bulas-Pestivien in Bretagne); daarnaast wordt zijn naam geassocieerd met ‘blazen’ en is hij beschermheilige van beroepen en bezigheden die met wind en blazen te maken hebben: zoals molenaars, zeepzieders en musici die een blaasinstrument bespelen; tenslotte nog van kinderen (omdat hij een kind wonderbaarlijk genas en werd gemarteld in het gezelschap van enkele kinderen), van automobilisten en bakkers.

Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen angina, blaaspijn, blaasziekten, blaren, blazen, brand, eczeem, hoesten, hoofdpijn (werd onthoofd), huidontstekingen (die `blazen’ geven), keelinfecties, keelontstekingen, keelpijn, kiespijn, kinkhoest, kinderziekten, krentenbaard (impetigo), aandoeningen aan de luchtwegen, maagpijn, opzwellingen, pest, slangenbeten, tandpijn, veeziekten, waterzucht (omdat hij volgens de legende over het water wandelde) en zweren; patroon van dieren, huisdieren, lastpaarden, varkens en wilde dieren en van hun ziekten, tegen storm (blazen van de wind) en tegen gewetensbezwaren.

De Heilige Blasius

Hij wordt afgebeeld als bisschop (mijter, staf, tabberd) met kruis, met twee gekruiste kaarsen of een gedraaide waskaars (herinnering aan het liturgisch gebruik waarmee bescherming wordt afgesmeekt tegen keelziekten); boek; ijzeren vlaskam of hekel; kaarde voor wol; model van een stad (Ragusa, nu: Dubrovnik; legende: een priester kreeg van St Blasius in een visioen de waarschuwing dat de Venetianen de stad wilden innemen); soms met een kind (legende van de visgraat); kind dat een kaars vasthoudt; met varken; met dieren in het bos; omgeven door een of meer vogels; met een drink- of jachthoorn.

Weerspreuk(en)
“Als ‘t op Sint-Blasius regent of waait, zeven weken dat de wintermolen draait” [213]

“Blasius is een koud manneke,
Apollonia (9 feb) een koud vrouwke” 
[213]

“Blasius op,
Blasius nere,
Blaast hij nog
Ik blaze were”
[131]

“Sankt Blasius, macht den Winter lus.”
[Sint Blasius maakt de winter los]