Het is nu 1,5 graad Celsius warmer: Een nieuw tijdperk breekt aan voor klimaatwetenschappers (OPINIE)

Leestijd: 4 minuten

Woensdag 22 januari 2025 – 06:25 uur – Bron: Redactie Wereld/IPS/SciDev) – Beeld: MB

-Nairobi- De opwarming van anderhalve graad Celsius is bereikt, dus moet de klimaatwetenschap anders naar de toekomst kijken, schrijft klimaatexpert Aditi Mukherji. Als auteur bij het IPCC steekt ze ook een hand in eigen boezem: “De tijd om inzichten te leveren is voorbij, nu is bruikbare, bewezen en toekomstgerichte wetenschap nodig die de weg effent naar effectief handelen.”

Aditi Mukherji is directeur van CGIAR – Climate Change Adaptation and Mitigation Impact Action Platform- en medeauteur van de rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).

 

Tegen de tijd dat ’s werelds meest toonaangevende klimaatwetenschappers hun volgende rapport publiceren in 2028-29, zal de wereld mogelijk al een paar jaar 1,5 graad Celsius warmer zijn dan het pre-industriële tijdperk en is de deadline 2030 voor de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN nabij.

De drempel die is vastgesteld in de Overeenkomst van Parijs in 2015 om de gevolgen van de klimaatverandering te beperken, werd voor het eerst in 2024 overschreden, bevestigde de Europese klimaatdienst Copernicus op 10 januari.

Nu de volgende evaluatie van de klimaatwetenschap door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) in de startblokken staat, is het dus van cruciaal belang dat we vragen beantwoorden die ons in de toekomst van pas zullen komen. Om de uitdagingen van morgen het hoofd te bieden, hebben we vandaag en in de komende maanden wetenschap nodig die specifiek op de toekomst is gericht.

Landbouw centraal

Centraal in onze missie om klimaatverandering te beperken staan de gemeenschappen en sectoren die het meest kwetsbaar zijn voor de gevolgen ervan, met name landbouw en kleine boerenbedrijven. Zij spelen een cruciale rol in onze voedselzekerheid, maar worden net bijzonder hard blootgesteld aan de gevolgen van klimaatverandering.

De volgende cyclus van klimaatwetenschap moet daarom inzetten op het opvullen van de hiaten in bewijs en het aanreiken van oplossingen om uitstoot van broeikasgassen door de landbouw te verminderen. Tegelijk is het cruciaal om ervoor te zorgen dat de landbouw levensvatbaar blijft in een warmere, minder voorspelbare wereld.

We weten dat onze huidige voedselsystemen een belangrijke bijdrage leveren aan de klimaatverandering en verantwoordelijk zijn voor ongeveer een derde van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen. De sector moet daarom overschakelen op een duurzame manier om voedsel te produceren en te consumeren om zo de wereldwijde uitstoot mee te helpen verminderen.

Maar voedselsystemen dragen niet alleen bij – ze zijn zelf ook kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. Landbouwverliezen door klimaatrampen bedroegen de afgelopen dertig jaar in totaal 3800 miljard dollar, waarbij de grootste relatieve verliezen in de armste landen vielen.

Een temperatuurstijging van 2 graden Celsius zal de al ernstige voedselonzekerheid op lange termijn nog verergeren in veel landen. Hierdoor lopen tegen 2050 tot 80 miljoen mensen het risico op honger.

Brandende vragen

De volgende IPCC-evaluaties moeten ten minste drie kernvragen beantwoorden met betrekking tot de landbouw- en voedingssector, in relatie tot het begrijpen en bezweren van de klimaatcrisis.

Hoe innovaties snel inzetten waar nodig?

De eerste vraag voor klimaatwetenschappers is hoe we organiseren dat boeren de bestaande technologieën om klimaatverandering tegen te gaan het beste gebruiken en hoe we de toepassing en het gebruik ervan snel kunnen vergroten.

Er bestaan immers al tal van innovaties voor boeren om zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden, zoals digitale klimaatinformatie of klimaatbestendige gewassen. Ik denk hier ook aan ontwikkelingen zoals irrigatiepompen op zonne-energie en voedergewassen met een lage uitstoot, die de CO2-voetafdruk van de landbouw verminderen. Het probleem is vaak dat ze boeren niet bereiken op de schaal die nodig is om een verschil te maken.

Hoe we klimaatfinanciering, middelen en steun van rijkere landen effectiever kunnen kanaliseren om deze innovaties tot in de lage- en middeninkomenslanden te krijgen, is dan ook een vraag die een wetenschappelijk antwoord vereist.

Op dezelfde manier moeten we ook beoordelen welke hulpmiddelen en technologieën precies nodig zijn om boeren in staat te stellen om zich aan te passen aan warmere omstandigheden in de toekomst. Eerder onderzoek van het IPCC heeft aangetoond dat het vermogen om die aanpassingen te doen steeds moeilijker worden naarmate de temperaturen blijven stijgen. Wetenschappers moeten daarom onderzoeken wat er kan gebeuren qua wijzigingen aan gewassen, vee of visserij bij temperaturen van 1,5 graden Celsius of zelfs meer.

Hoe kosten beperken?

De tweede vraag voor klimaatwetenschappers is hoe ze innovatieve technologieën met lage emissies kosteneffectief en toegankelijk kunnen maken.

Als boeren het meeste kans willen hebben om aangepast te geraken en verliezen in de toekomst te vermijden, is het cruciaal dat de temperatuur op aarde stabiliseert.

Maar in tegenstelling tot de energiesector, die heeft geprofiteerd van onderzoek en innovatie in hernieuwbare bronnen zoals zonne-energie, heeft de landbouwsector een achterstand opgelopen op het gebied van investeringen in onderzoek en ontwikkeling voor emissiearme technologie.

Daarom is het nodig om snel de opkomende en veelbelovende onderzoeksgebieden  te identificeren, maar ook het beleid, de infrastructuur en het bestuur te installeren die nodig zijn om die technologie betaalbaar en op grote schaal beschikbaar te maken.

Hoe onvermijdbare CO2 verwijderen?

Ten slotte moeten wetenschappers zich buigen over de derde vraag: hoe kan CO2 sneller worden verwijderd – naast het feit dat die in eerste instantie moet worden gereduceerd.

Naarmate de temperatuur stijgt, neemt het natuurlijke vermogen van land en oceanen om koolstof vast te leggen af, en stijgt hierdoor de behoefte aan acties van de mens om CO2 te verwijderen (CDR).

Ingrepen zoals bebossing zijn nuttig, maar kunnen leiden tot een afname van landbouwgrond, vooral in landen met lagere inkomens, wat dan weer risico’s met zich meebrengt voor de voedselzekerheid. Klimaatwetenschappers moeten daarom alle gevolgen van zowel hogere temperaturen als grootschalige CDR-inspanningen op voedselsystemen en bestaansmiddelen in kaart brengen en vervolgens een koers uitstippelen die de voedselzekerheid niet in gevaar brengt.

Toekomstgerichte wetenschap

De beslissingen die worden genomen op basis van de rapporten van het IPCC zullen bepalen hoe de wereld omgaat met de ongekende uitdagingen van een snel opwarmende planeet, vooral nu het einde van dit uiterst cruciale decennium nadert.

Als auteurs van IPCC-rapporten gaat onze rol verder dan enkel inzichten leveren; we moeten bruikbare, op bewijs gebaseerde, toekomstgerichte wetenschap leveren om regeringen in staat te stellen besluitvaardig en effectief te handelen. Dit houdt ook in dat we vernieuwers en beleidsmakers moeten ondersteunen met tools om klimaatfinanciering optimaal te benutten, oplossingen op maat te modelleren voor lokale situaties en zich klaar te stomen voor de toekomstige temperatuurstijgingen.

Daarbij mogen we klimaatrechtvaardigheid niet uit het oog verliezen in deze groene transitie. Door ervoor te zorgen dat de meest kwetsbaren – vaak ook de minst verantwoordelijken – centraal blijven staan in onze plannen, kunnen we bijdragen aan een inclusieve toekomst waarin niemand achterblijft.