In 1970 behoorde 94 procent van de Zwitserse bevolking nog tot een van de grote denominaties. Vandaag-de-dag is dat minder dan de helft. In 2045 zal dat waarschijnlijk nog maar tien procent zijn. Dit is geen speciaal Zwitsers gebeuren, maar een Europese trend. De Kerken staan voor fundamentele omwentelingen. De theologe Regula Grünenfelder heeft namens de Kantonnale Kerk van Zürich een discussiedocument opgesteld. Daarin laat zij zien hoe het verder kan.
Kerken in de minderheid
Over 20 jaar zullen de grote Kerken in de minderheid zijn. De redenen voor deze ontwikkeling zijn bekend: demografische verandering, Kerkverlating vanwege misbruikschandalen, secularisatie. Ook is bekend dat de Kerken hierop zullen moeten inspelen. Zij kunnen de megatrends, de maatschappelijke transformatieprocessen niet stoppen. Zij hebben gewoon niet de invloed om dat te doen.
Theologe Regula Grünenfelder (1965): “Het is de eerste keer in de westerse geschiedenis dat een leidende religie zich zonder concurrentie heeft teruggetrokken. Grünenfelder noemt dit “secularisatie 4.0”. Kerkgebouwen en monumenten blijven behouden. Leegstaande Kerken en uitgestorven Kloosters, eze instituten moeten echter ook in de toekomst worden gebruikt. Want Grünenfelder weet het zeker: religie en Kerk zullen ook in de toekomst nodig blijven.
“In een wereld van individualisering, globalisering en digitalisering worden zingeving en verbondenheid steeds vaker gezocht in winkelcentra, sportpaleizen, sociale bubbels”. Deze kunnen kortetermijnbehoeften bevredigen, maar zij kunnen het transcendentale niet vervangen. Het resultaat: “Eenzaamheid en desolidarisering, zingevingsverlies en desoriëntatie nemen toe.”
Precies daar situeert Grünenfelder de kerntaak van de Kerken van morgen. De Kerk kan en moet onderdak bieden aan ‘de transcendentale daklozen’. “Ook al is het nog onduidelijk hoe het antwoord op secularisatie eruit zal zien” – voor de theologe is wel duidelijk: er zullen tal van hiaten zijn op deze gebieden “die echt thuishoren op het gebied van religies”.
Verticale oecumene
Grünenfelder stelt voor om ‘verticale oecumene’ als maatstaf te nemen. Als voorbeeld noemt zij de waarderende dialoog met de voorlopers van het moderne Christendom. Zij roept op tot openheid voor wat onvermijdelijk komen gaat.
Over het algemeen aanvaardt de verticale oecumene dat religie evolueert en verandert. Grünenfelder ziet hier geen “verraad aan het Christendom”. Het Christendom zelf kon immers alleen tot stand komen door zich open te stellen en te veranderen.
De huidige fase van onrust is vergelijkbaar met die van het vroege Christendom. De vroege Christenen volgden een nichereligie. Zij leefden in een omgeving die hooguit op onbegrip en vervreemding stuitte. In deze omgeving konden zij alleen overleven door open te staan voor wat vreemd was, door “verticale oecumene”.
Er is meer hands-on onderzoek nodig, zegt Regula Grünenfelder. Net zoals universiteiten zich kunnen specialiseren, zou een theologische hogeschool een “centrum voor interdisciplinair, Kerkoverschrijdend onderzoek” moeten worden.
Bied in de toekomst ook onderdak aan
Grünenfelder ziet hier mogelijkheden voor actie. Net als bij de oprichting van ‘Kerkelijke laboratoria’. Leegstaande parochiegebouwen en Kerken moeten actief worden gebruikt. Theologen, sociologen en planologen kunnen deze gebruiken als werkplekken. En werk samen met geïnteresseerden uit de parochie en buurt.
Het doel van ecclesiologie en Kerkelijke laboratoria is hetzelfde: het verkennen van de behoeften en middelen na het einde als de leidende religie. Voor de toekomst van transcendentale opvang.