De Duitse producent Mast-Jägermeister had het merk bij de internationale organisatie voor geestelijk eigendom reeds voor goederen en diensten van allerlei aard laten registreren. Het Zwitserse instituut voor geestelijk eigendom (IGE) deed moeilijk over het Kruis bij de inschrijving. Als reden noemde gaf men op, dat commercialisering van een merk met het centrale symbool van het Christendom, het Kruis, als beledigend kon worden ervaren door Christelijke kopers. Het gebruik zou dus onzedelijk zijn.
Het Zwitserse Bundesverwaltungsgericht zag dat echter anders: Het doorsnee lid van een Christelijke geloofsgemeenschap ziet in het logo nauwelijks het Hubertus-hert, welke op een sage is terug te voeren. In deze sage zou Bisschop Hubertus van Lüttich (rond 655-727) tijdens de jacht door een hert, met een lichtgevend Crucifix in het gewei, tot inkeer zijn gekomen.
Door gebruik te maken van het logo, sinds 1935, heeft de afbeelding volgens de rechtbank, een verandering in betekenis doorgemaakt. “Het intensieve gebruik heeft het religieuze karakter van de afbeelding overschreven”, aldus de rechtbank.