Stijging inkomsten motorrijtuigenbelasting provincies
Ook bij de provincies wordt er in 2023 rekening gehouden met een stijging van de inkomsten uit de motorrijtuigenbelasting. Provincies verwachten 67 miljoen euro meer binnen te krijgen dan in 2022; in totaal ruim 1,8 miljard euro. Dit is een stijging van 3,8 procent vergeleken met een jaar eerder. De stijging is onder andere te danken aan hogere tarieven.
De meeste provincies houden verder rekening met een toename het wagenpark. De elektrificatie van het wagenpark drukt echter net als bij het Rijk de verwachte opbrengsten. Voor provincies is de motorrijtuigenbelasting een belangrijke inkomstenbron waarvan de opbrengst vrij besteedbaar is.
Opcententarief het hoogst in Groningen en Zuid-Holland
Provincies bepalen zelf het opslagpercentage, het zogenoemde opcententarief. De opcenten motorrijtuigenbelasting worden geheven als percentage over het tarief van de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting zoals die in 1995 opgelegd zou worden. Het hoogste opcententarief moet betaald worden in de provincies Groningen en Zuid-Holland; namelijk 95,7 procent. Het laagste tarief betaalt men in Noord-Holland; 67,9 procent.
Zes van de twaalf provincies verhogen voor 2023 de opcententarieven en de overige zes provincies houden het tarief gelijk. De stijging is het hoogst in Zuid-Holland, waar het tarief stijgt met 3,9 procentpunt.
Verwachte opbrengsten provincies lopen sterk uiteen
De verwachte opbrengsten nemen het sterkst toe in Zuid-Holland en het sterkst af in Flevoland. Dit verschil komt deels door de tariefstijging in Zuid-Holland. De verwachte opbrengsten zijn echter niet alleen afhankelijk van het tarief, maar ook van de omvang en de samenstelling van het wagenpark.
Door opkomst van elektrische auto’s, die vrijgesteld zijn van de motorrijtuigenbelasting, is de belastingopbrengst uit de motorrijtuigenbelasting aan steeds meer onzekerheden onderhevig. Hierdoor kan het zijn dat de ontwikkeling van de verwachte opbrengsten door verschillende provincies anders wordt ingeschat.