Meer geld en voorlichtingsprogramma’s voor boeren
Tot en met 2015 werden melkkoeien steeds vaker op stal gehouden. De maatschappelijke wens om meer koeien in de wei leidde tot het Convenant Weidegang. Hierin staan afspraken om weidegang te stimuleren, door onder andere een hogere prijs voor de melk van weidende koeien te betalen en voorlichtingsprogramma’s aan te bieden voor boeren die weidegang willen toepassen. Door deze maatregelen neemt sinds 2016 het aandeel bedrijven dat de koeien laat grazen weer toe.
Koeien steeds korter in de wei
Ook al grazen er relatief steeds meer koeien in de wei, de tijd die ze buiten lopen is wel korter geworden. In 2021 liep een grazende koe gemiddeld 1 300 uur in de wei, terwijl dat in 2013 nog ruim 1 700 uur was.
De afname van het aantal weide-uren komt vooral doordat koeien vaker alleen overdag in de wei lopen, in plaats van dag en nacht. In 2021 waren koeien 14 procent van de weidedagen dag en nacht in de wei, in 2013 was dit nog 23 procent. Een koe die alleen overdag in de wei loopt, krijgt ongeveer 7 uur weidegang. Voor een koe die dag en nacht buiten loopt is dat 17 uur. De rest van de tijd is deze koe op stal om gemolken te worden. De verschuiving van dag en nacht naar alleen overdag heeft onder andere te maken met de bedrijfsgrootte. Bij grotere bedrijven is er vaak niet genoeg grasland dicht bij de boerderij beschikbaar om de koeien onbeperkt te laten grazen.
Ook het weideseizoen is korter geworden. Het weideseizoen loopt, afhankelijk van het weer en de hoeveelheid beschikbaar vers gras, van april tot in oktober. Het aantal dagen weidegang is afgenomen van gemiddeld 165 dagen in 2013 naar 155 dagen in 2021.
Verschillen tussen provincies
Bij 83 procent van de melkveebedrijven in Nederland staan de koeien in de wei, maar er zijn verschillen tussen provincies. In Utrecht en Noord- en Zuid-Holland past tussen 93 en 97 procent van de melkveebedrijven weidegang toe. In Flevoland (47 procent) en de drie zuidelijkste provincies (tussen de 69 en 77 procent) is het aandeel bedrijven waar koeien in de wei lopen het kleinst. In provincies waar de koeien vaker op stal staan, hebben bedrijven een hoger aantal grootvee-eenheden (GVE) dan gemiddeld en is er naar verhouding minder grasland per koe.