- Reportage in textielfabriek Pactics door IPS-correspondent Zuidoost-Azië
- Bedrijf wil geen sweatshop zijn maar moet opboksen tegen de wil van de grote merken
-Soem Reap- “Ik denk niet dat iedereen in deze sector per definitie wil uitbuiten, dat is flauwekul, maar het is het systeem dat ervoor zorgt dat er rare dingen gebeuren”. De Nederlandse manager van Pactics in Cambodja bokst al twintig jaar tegen het dictaat van de grote merken en wil met het eigen bedrijf beter doen dan de gemiddelde ‘sweatshop’.
Voor mij zit Arjen Laan (65), de Nederlandse ceo van Pactics, een middelgroot textielbedrijf in Cambodja dat produceert voor verschillende klanten. Ik probeer van hem en van stichter-voorzitter Piet Holten (71) te weten te komen hoe dat systeem precies werkt en waarom het negatieve imago van de textielindustrie zo hardnekkig is.
Pactics bestaat begin november twintig jaar en pakt voor die verjaardag uit met een nieuwe productiehal. Die zal het personeelsbestand doen groeien van zevenhonderd naar duizend werknemers. De omzet is gestegen van 2 miljoen dollar in de beginjaren naar 10 miljoen vandaag.
Opvallend, het bedrijf staat niet tussen de andere textielfabrieken rond hoofdstad Phnom Penh, maar in de noordwestelijke stad Siem Reap, zodat arbeiders zich niet ver hoeven te verplaatsen. Aandacht voor woon-werkverkeer is maar één van de vele initiatieven die het bedrijf neemt om het stereotiepe beeld van de ‘sweatshop’ te ontkrachten.
Rode draad door ons gesprek zijn de brands, de grote merken dus, die de sector naar hun hand zetten zonder verantwoordelijkheid te nemen voor personeelsbeleid.
Dandy’s
Om de macht van die merken te illustreren, steekt Piet Holten van wal met een verhaal over de beginperiode van Pactics in de Verenigde Staten. Hij was toen de exclusieve leverancier van brillenzakjes en -doekjes voor sportmerk Oakley. De productie gebeurde in China.
Na een overname door Luxottica verdween het contract van Holten in de vuilnisbak, ook al waren de gemaakte afspraken en prijsdeals in principe nog drie jaar geldig. In een jarenlange juridische strijd had hij geen zin.
“Die corporates zijn groter dan landen, ook budgettair, en kopen wetgeving, regulering en policy, daar valt niks tegen te beginnen”.
Dat overwicht was ook zíchtbaar tijdens de besprekingen. “Die mannen van Oakley zitten in Los Angeles, die gingen ’s ochtends eerst surfen en kwamen dan in hun shorts en flipflops naar het werk. Bij Luxottica zat ik plots tegenover dandy’s in een Armani-pak, een groter contrast kun je je bijna niet voorstellen”.
Holten aanvaardt de nieuwe leveringsvoorwaarden en prijzen, kan ook voor enkele andere merken van Luxxotica werken, en bouwt de fabriek in China uit. Vanaf 2010 verhuist de productie naar Cambodja, omdat de lonen er een stuk lager liggen. “Pactics begon er met een minimumloon van 85 dollar per maand. Vandaag is dat iets meer dan 200 dollar.”
Holten was nog nooit in Cambodja geweest en zag hoe meisjes in Phnom Penh met vrachtwagens naar de bedrijven gereden werden. “Dat was geen haar beter dan in China”.
Kinderopvang
In zijn eigen bedrijf wil hij het anders aanpakken. Het fabrieksgebouw is modern en licht en werd gebouwd rond een binnentuin. ’s Middags is er een goedkope lunch voor de arbeiders. Dankzij een kinderdagverblijf kunnen vrouwen na hun bevalling opnieuw aan de slag en gaat hun expertise niet verloren. Zonder opvang zouden arbeidsters thuisblijven om voor hun kinderen te zorgen.
Die maatregelen ziet Arjen Laan niet als extra kost, maar als een manier om personeel aan je te binden. “Als je weinig verloop hebt, haal je daar uiteindelijk je voordeel uit”, vertelt hij, “alleen kan je dat niet in een Excel spreadsheet laten zien”.
En laat die cijfers en tabellen nu net doorslaggevend zijn tijdens prijsonderhandelingen. “Mijn tegenpartij, de inkoper, krijgt bonussen als hij het goedkoper kan krijgen, dat is de enige focus, ik probeer een business voor de komende jaren uit te werken, dus wij liggen werelden uit elkaar”.
Bovendien hebben de meeste textielfabrieken een hoofdzetel in China, Vietnam of Singapore, vult Holten aan. “Alle belangrijke beslissingen worden dus buiten Cambodja genomen, terwijl dat bij ons in huis gebeurt”.
Toch blijft de vraag waarom het zo moeilijk is om een productielijn van A tot Z te controleren om uitbuiting uit te sluiten.
Rana Plaza
In 2013 werd de sector opgeschrikt toen Rana Plaza, een gammele fabriek van acht verdiepingen in Bangladesh, in elkaar stortte. Meer dan duizend arbeiders lieten het leven. Onder het puin werd kledij gevonden van bekende westerse merken, hoewel die altijd hadden beweerd dat ze niet in mensonwaardige omstandigheden lieten produceren.
Er kwamen ronkende verklaringen en charters. En er werden vragen gesteld over het ondoorzichtige systeem van onderaannemingen.
“Wij besteden niets uit, maar kopen wel materialen aan”, zegt Arjen Laan. “Onze tien grootste leveranciers hebben wij compleet in kaart, daar komen we regelmatig over de vloer”.
Kunnen ze dan honderd procent garanderen dat elke arbeider die aan een Pactics-product heeft gewerkt correct betaald en behandeld is?
Laan (fel): “Is er überhaupt iets in het leven dat je honderd procent kan garanderen? Kan je in België honderd procent garanderen dat er niemand wordt uitgebuit? Nee, onzin. Flauwekul. Maar dat vragen we wel hier en daar gaan we plots heel ethisch over doen. We hebben dus dubbele maten”.
Hij verwijst onder meer naar grote deals in de farmaceutische industrie, de keiharde prijzenslag tussen supermarktketens of de agrarische sector in Europa.
Rana Plaza heeft de leveranciers nog meer met hun rug tegen de muur gezet, zegt Laan. “Ik denk dat er heel veel te optimaliseren zou zijn als je zou kijken hoe de grote brands hun suppliers financieren”. Het gaat dan bijvoorbeeld over lange betaaltermijnen zodat leveranciers financiële risico’s moeten nemen. “We hebben ook al jaren geen prijsverhoging meer gehad, terwijl de kosten stijgen”.
Piet Holten legt uit dat de grote merken dicteren waar het basismateriaal gekocht moet worden, hoeveel er voor betaald mag worden en hoeveel minuten er aan elk kledingstuk besteed mag worden. “Het enige waar je dan nog aan kan verdienen, is arbeid”.
Hij ergert zich ook aan de hypocrisie van de Europese politiek. “Als de overheid in de EU iets aan wantoestanden wil doen, zorg er dan voor dat een T-shirt van 2 dollar niet meer in Europa binnenkomt, want iedereen wéét dat dat niet behoorlijk gemaakt is. Nee, we gaan liever de suppliers onder druk zetten.”
Kleinere merken
Na het Luxotticaverhaal wil Pactics weg van grotere klanten en in 2017 begint het bedrijf te diversifiëren. Vandaag worden er een twintigtal verschillende producten gemaakt. Nog altijd brillendoekjes, maar ook onder meer herbruikbare boodschappentassen en rugzakken. “We moeten naar bedrijven toe die hetzelfde denken als wij, dus kleinere merken die het ook belangrijk vinden dat hun spullen op een behoorlijke manier gemaakt worden”.
Laan en Holten hebben ingezet op automatisering en proberen in te spelen op de markt. China is voor veel ondernemers niet interessant meer, ook omwille van de Amerikaanse handelssancties, en Vietnam heeft een deel van die productie overgenomen. Kleinere opdrachten komen naar Cambodja en daar mikt Pactics op.
“Wij produceren bijvoorbeeld geen 40.000 stuks, maar slechts 4000”, legt Laan uit. “Op die manier bestrijden we overproductie”. Want ook dat is een probleem in deze sector. De merken bestellen liever (te) grote hoeveelheden omdat de prijs per stuk dan nòg kan dalen.
Wisselende modetrends
Zowat 30 procent van het textiel komt nooit bij de klant terecht, maar wordt vernietigd. Dat heeft met snel wisselende modetrends te maken. “Ik kom nog uit een tijd dat je enkel winter- en zomerkleren had”, zegt Holten. “Waarom heb je tegenwoordig tien collecties per jaar nodig?”
Produceren op kleinere schaal is duurder, omdat er een basiskost is om de productielijn op te starten. “Maar wij zoeken klanten die dat begrijpen. We moeten een product maken waar die arbeidskost meer waarde toevoegt”.
Rest nog de vraag hoe de sector zal evolueren. Hoe lang kan die race naar lageloonlanden nog doorgaan? De koopkracht in Europa daalt, dan drijf je een bepaalde groep consumenten naar “zo goedkoop mogelijke producten”, zegt Laan.
“Zolang prijs het enige argument blijft, krijg je altijd die waterval naar het laagste punt. Dat geldt voor heel veel dingen, want er is altijd een laagste punt.”