Dienovereenkomstig zal de Congregatie voor de Geloofsleer in de toekomst nog slechts uit twee afdelingen bestaan: De eerste is de bescherming en bevordering van de Katholieke leer van geloof en moraal. De tweede afdeling blijft verantwoordelijk voor tuchtzaken, met name procedures voor vermeend misbruik door administratief personeel. De autoriteit wordt geleid door een prefect en twee secretarissen; deze zijn elk toegewezen aan een sectie. De voorheen onafhankelijke derde afdeling van de autoriteit is verantwoordelijk voor bijzondere huwelijksprocedures die betrekking hebben op de ontbinding van een huwelijk waarbij een of beide partners niet zijn gedoopt.
Tegelijkertijd bevestigt Paus Franciscus het reeds bestaande mandaat aan de congregatie om niet alleen het Katholieke geloof te bewaken, maar ook om de leer ervan te bevorderen en verder te ontwikkelen. Dit geldt “vooral met het oog op de vragen die rijzen als gevolg van de vooruitgang van de wetenschap en de maatschappelijke ontwikkelingen”. Het doel is om de overdracht van geloof in de evangelisatie te vergemakkelijken.
Anglicaanse bekeerlingen
Het eerste deel behandelt ook vragen van die Anglicaanse congregaties en geestelijken die zich tot de Katholieke kerk hebben bekeerd. Met het grondwetartikel ‘Anglicanorum coetibus’ had Benedictus XVI in 2009 de oprichting van een zogenaamd uitzonderlijk personeels-ordinariaat geregeld.
De huidige Congregatie voor de Geloofsleer werd in 1542 opgericht door Paus Paulus III (1534-1549) als de ‘Congregatie van de Romeinse en algemene inquisitie’. Het is de oudste congregatie in de Romeinse Curie. Paus Paulus VI (1962-1978) doopte de autoriteit, inmiddels bekend als het ‘Heilige Officie’, om tot de “Congregatie voor de Geloofsleer”.
De congregatie wordt geleid door de Spaanse Curie-Kardinaal Luis Ladaria (77). Een van de voormalig prefecten was onder meer Kardinaal Joseph Ratzinger (1982-2005), de latere Paus Benedictus XVI.
