Noordelijke provincies geven meer uit aan ov, wegen en natuur
De noordelijke provincies besteden per inwoner meer aan het openbaar vervoer, wegen en natuur dan Noord-Holland en Zuid-Holland. Drenthe besteedde per inwoner tien keer zo veel aan natuur als Zuid-Holland. De provincie Groningen gaf vijf keer zo veel uit aan openbaar vervoer. Dit komt deels doordat de provinciebesturen van Groningen en Drenthe samen (deels) verantwoordelijk zijn voor het openbaar vervoer in de regio. In het noorden van het land wordt een groot deel van het openbaar vervoer door de provincies aanbesteed. In het westen van het land spelen daarentegen samenwerkingsverbanden tussen gemeenten als Den Haag en Rotterdam een grote rol in het organiseren van het lokale vervoer.
De noordelijke provincies en Zeeland geven per inwoner ook meer uit aan provinciale wegen dan Noord- en Zuid-Holland. In het noorden en het oosten van het land is het aantal kilometer provinciale weg per inwoner groter dan in het westen. Overigens wisselen de bestedingen aan wegen wel van jaar tot jaar.
Daarnaast hebben onder meer de oppervlakte van een provincie en de omvang van natuur- en watergebieden invloed op de hoogte van de kosten. Het aantal inwoners per vierkante kilometer is in Zuid-Holland ongeveer zeven keer zo hoog als in Drenthe en Fryslân.
Grootste deel inkomsten uit het provinciefonds
De taken van provincies en de rolverdeling met lokale en landelijke overheid wisselen per regio. Dit resulteert ook in verschillen in inkomsten, bijvoorbeeld in de vorm van bijdragen vanuit de Rijksoverheid. De provincies ontvingen het grootste deel van hun inkomsten uit het provinciefonds. In 2021 ontving Fryslân 317 euro per inwoner uit het provinciefonds en Zuid-Holland 76 euro. De verdeling van het provinciefonds wordt niet alleen bepaald door het aantal inwoners, maar ook door onder meer de oppervlakte van de provincie, kilometers weglengte en de grootte van watergebieden. De bestedingen van provincies hangen immers niet alleen af van het aantal inwoners, maar ook van deze factoren.
Verder ontvingen de provincies een deel van hun inkomsten uit eigen belastingen. Deze bestaan hoofdzakelijk uit een toevoeging op de belasting op motorrijtuigen, die bestemd is voor het provinciale bestuur. De hoogte hiervan verschilt per provincie. Noord-Holland en Zuid-Holland ontvangen relatief meer uit deze belastingen dan uit het provinciefonds, maar per inwoner nog altijd minder dan de andere provincies. Ten slotte ontvangen provincies nog een deel uit overige inkomsten. Het overige deel bevat vooral specifieke uitkeringen. Voorbeelden van specifieke uitkeringen zijn “ Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden” en “Specifieke Uitkering Snelfietsroutes 2020-2022”.
De inkomsten uit het provinciefonds en eigen belasting zijn (grotendeels) vrij te besteden door de provincies. De specifieke uitkeringen moeten voor een vooraf vastgesteld doel gebruikt worden, en hierin kunnen de provincies maar beperkt sturen.