Recensie: De mens achter Paus Franciscus

Leestijd: 9 minuten

Burgerjournalistiek: Boekrecensie door Paul de Witte

Met zijn autobiografie ‘Hoop’ biedt paus Franciscus een unieke kijk op zijn leven. Het boek schetst het beeld van een paus die, ondanks zijn functie, toch volledig mens onder mensen is gebleven.

Een recensie schrijven over een autobiografie is naar mijn aanvoelen geen sinecure. Als recensent kan je natuurlijk wel iets zeggen over de literaire kwaliteiten van de tekst, maar het recenseren van de inhoud ligt moeilijker.

Wat kan je zeggen over wat er staat geschreven? Hoe kom je op het spoor van de beweegredenen van de auteur? Wat heeft de schrijver gemotiveerd om zijn levensverhaal toe te vertrouwen aan de lezers? Probeert de auteur bijvoorbeeld om vergissingen uit het verleden goed te praten om zichzelf een beter imago toe te meten? Is het bijgevolg een vorm van zelfrechtvaardiging?

Laat me mezelf even voorstellen: ik noem mezelf een bewuste en kritische christen met wortels in de katholieke traditie, waarvan ik mij tot op heden niet wens te distantiëren. Toch ben ik in het verleden geregeld in de verleiding gekomen om, net zoals Gerard Walschap, “salut en merci” te zeggen.

De bevrijdende en mensverheffende God van de Bijbel is voor mij een bewogen aanwezige, die er niet op uit is mijn stem of tegenstem te smoren

Die drastische keuze heb ik bewust niet gemaakt, en heb ik ook niet moeten maken, omdat ik tot op vandaag dankbaar ben en blijf voor de spirituele en maatschappelijke rijkdom van de authentieke bijbelse traditie in het algemeen, en de christelijke in het bijzonder.

Ik durf dat te zeggen omdat ik heb mogen genieten van de grootst mogelijke vrijheid om mijn leven zin en inhoud te geven. De bevrijdende en mensverheffende God van de Bijbel is voor mij nooit een dogmatisch onbewogen monster geweest, maar wel een Bewogen Aanwezige, die niet vanuit den hoge, maar vanuit de concrete werkelijkheid tot spreken komt, ‘als een Stem in het gebeuren’ die er niet op uit is mijn stem of tegenstem te smoren. Ik mag staande blijven voor de God, die geen god wil zijn op de wijze der goden.

Terwijl ik deze woorden schrijf, word ik me ervan bewust dat ik spontaan en onbewust reeds bezig ben de recensie van de autobiografie van paus Franciscus, alias Jorge Bergoglio te schrijven. Als paus heeft hij nooit, maar dan ook nooit afstand genomen van het feit dat hij een mens is met een naam — Jorge Bergoglio —, die na zijn benoeming tot paus de menigte niet aansprak met ‘geloofd zij Jezus Christus’, maar gewoon met ‘buonasera’.

Een hart voor vluchtelingen

Het is niet mijn bedoeling om de autobiografie chronologisch op de voet te volgen. Ik kan alleen maar stellen dat de loop van de gebeurtenissen van zijn leven goed zijn geschreven. Met een hoge graad van leesbaarheid, ook voor mensen die niet vertrouwd zijn met kerkelijk of theologisch jargon. De autobiografie toont wie de paus echt is en wat hem drijft. Ik heb ook niet de indruk dat hij zaken probeert te verbloemen.

Zijn autobiografie is vanaf het begin een associatieve tekst waarin de auteur voortdurend sprongen maakt in de tijd. Wanneer hij bijvoorbeeld vertelt over de migratie van zijn grootouders van Italië naar Argentinië en hoe ze daar als berooide mensen aankwamen, maakt hij een enorme sprong naar het begin van zijn pontificaat.

De voorgeschiedenis van zijn familie maakt Franciscus uiterst gevoelig voor mensen op de vlucht

De voorgeschiedenis van zijn familie maakt hem uiterst gevoelig voor mensen op de vlucht. Zijn eerste activiteit als paus is een bezoek aan het eiland Lampedusa waar massa’s Afrikaanse vluchtelingen aankomen — als ze al aankomen, want velen verdrinken onderweg — na een barre en gevaarlijke boottocht over de Middellandse Zee als slachtoffers van niets ontziende mensensmokkelaars.

Deze gevoeligheid voor en diep doorleefde solidariteit met vluchtelingen zullen zijn keuzes als paus blijven bepalen. Het was geen geplande reis naar Lampedusa, zo schrijft hij, maar ik moest gewoon gaan, om te bidden en als teken van verbondenheid en solidariteit. (p. 25)

Oorlog en vrede

Naast migratie is oorlog en vrede een steeds terugkerend thema in deze autobiografie. Migratie en oorlog zijn in de ogen van Franciscus twee kanten van dezelfde medaille. Zo noemt hij oorlog de grootste migratiefabriek. Hij voegt er onmiddellijk aan toe dat armoede en klimaatverandering eveneens het zieke resultaat zijn van oorlog: een stille oorlog tegen een eerlijkere verdeling van hulpbronnen, tegen de natuur en tegen de eigen planeet (p. 27).

Doorheen de hele tekst ontpopt de paus zich als een radicale vredesactivist, die telkens het verband legt met de arme mensen en volkeren van vandaag. Naar mijn aanvoelen is hij de meest consequente vredesactivist onder de wereldleiders.

Zo schrijft hij (p. 29): “Hedendaagse oorlogen treffen bepaalde regio’s in de wereld, maar de wapens waarmee ze worden uitgevochten, worden in andere regio’s geproduceerd, dezelfde regio’s die vervolgens vluchtelingen, voortkomend uit deze gewapende conflicten, afwijzen en afstoten.”

“De mens heeft de atoombom uitgevonden, maar geen muis zou ooit een muizenval bouwen.”

In hoofdstuk 15 (p. 199-211) reflecteert hij over de gruwelen van de oorlog, naar aanleiding van zijn bezoek aan Hiroshima. Hij citeert hier een uitspraak van Einstein (p. 201): “De mens heeft de atoombom uitgevonden, maar geen muis zou ooit een muizenval bouwen.”

Op p. 207 zegt hij het volgende: “Elke wapen is niet alleen een voorbode van de dood; het is ook de barometer van het onrecht. En onrecht is de verdorven wortel van armoede. Je kunt niet over wapens praten, zonder het te hebben over het diepgaande onrecht dat ze veroorzaken en in stand houden, het privilege van enkelen ten koste van velen.

Mensen op de vlucht die massaal in schepen worden gepropt, schreeuwend op zoek naar hoop, niet-wetende welke Europese haven hen zal ontvangen, terwijl datzelfde Europa zijn havens openstelt voor schepen met ladingen van dure, geavanceerde wapens die in staat zijn verwoestingen aan te richten waarbij zelfs kinderen niet worden gespaard.”

Antiracisme

Vanuit zijn Italiaanse wortels ontwikkelt hij ook een grote gevoeligheid voor racisme — hetzelfde racisme dat in het midden van de twintigste eeuw de geschiedenis van Europa heeft bepaald.

Hij citeert in dit verband een van zijn pauselijke voorgangers, Pius XI, de auteur van de encycliek “Quadragesimo anno” (40 jaar na Rerum Novarum). Pius XI zei aan een jezuïet: “Ik schaam mij om Italiaan te zijn. Vertel dat maar aan Mussolini! Ik schaam me niet als paus, maar als Italiaan.”

In een toespraak staat Pius XI ook stil bij het overdreven nationalisme , dat barrières tussen volkeren opwerpt, dat in strijd is met de wet van de goede God, maar ook met de geloofsbelijdenis zelf. “Het menselijke ras is niets anders dan één universeel mensenras. Er is geen plaats voor speciale rassen. Dat is een kerngedachte van de kerk.” (p.56)

“Dat het menselijke ras niets anders is dan één universeel mensenras, is een kerngedachte van de kerk.”

Op p. 67 waarschuwt de paus om eenheid niet te verwarren met uniformiteit. Die verwarring noemt hij zelf een duivelse verleiding. Eenheid mag niet zomaar gelijkgesteld worden met gedwongen integratie of harmoniserende marginalisatie.

Het gaat eerder om verzoende diversiteit. De eenheid van degenen die naar elkaar luisteren en elkaar respecteren is het enige wapen dat we hebben tegen ontbossing, in de eerste plaats de kaalslag van de hoop en het geweten.

Kerk en traditie

De stevige en kritische uitspraken van Franciscus roepen bij mij onvermijdelijk de vraag op naar het functioneren van de katholieke kerk. In zijn structuur heeft hij vaak eenheid verward met uniformiteit, terwijl de eenheid juist gediend zou zijn met de erkenning van een respectvolle pluriformiteit.

Hier botst ook deze paus op zijn grenzen, omdat hij vanuit zijn positie getekend blijft door angst voor een schisma tussen de behoudsgezinden en de gelovigen met een open geest.

Wanneer Franciscus het over binnenkerkelijke aangelegenheden heeft, houdt hij  de kerk in het midden

Ik wil hier graag het slot citeren van een artikel dat ik in 2020 schreef voor Sprokkels (het toenmalig ledenblad van de Vlaamse Christenen voor het Socialisme) over de pauselijke encycliek Fratelli Tuti.

“De paus verzwijgt in deze encycliek de binnenkerkelijke hete hangijzers die ook wel even kritisch zouden moeten worden bevraagd: het blijvend verplichte celibaat voor priesters; de dubbelzinnige houding tegenover anders geaarde mensen, de toch wel merkwaardig te noemen financiële politiek van de Roomse kerk, het onrecht dat werd aangedaan aan de slachtoffers van pedofiele kerkmensen. Het niet benoemen van deze zaken vormt natuurlijk de achilleshiel van deze overigens zeer merkwaardige en hoopgevende encycliek.”

Wanneer paus Franciscus zich op politiek terrein begeeft toont hij een open en zelfs links-progressief gelaat. Wanneer hij het echter heeft over binnenkerkelijke aangelegenheden, houdt hij letterlijk de kerk in het midden. Dat weerhoudt hem niet van sterke uitspraken wanneer hij het in een metaforische taal kan verwoorden.

”Traditie is geen museum, maar een garantie voor de toekomst.”

Zo lezen we op p. 123. De paus haalt het citaat aan van de componist Gustav Mahler: “Traditie is niet het aanbidden van as, maar het doorgeven van vuur.” Franciscus sluit daarbij aan en schrijft: ”Traditie is geen museum, maar een garantie voor de toekomst. Het idee om steeds terug te keren naar de as, is de nostalgie van fundamentalisten, maar dat doet de ware betekenis van het woord geen recht. Traditie is juist de wortel die de boom nodig heeft om steeds nieuwe vruchten te kunnen dragen.” Het zijn dergelijke uitspraken die conservatieve katholieken heel boos maken, waardoor ze de paus verwijten een ketter te zijn.

Ik voeg er nog een volgend citaat aan toe (p. 151): “Degenen die vandaag steeds maar op zoek zijn naar disciplinaire oplossingen, een overdreven hang hebben naar dogmatische ‘zekerheid’ of halsstarrig proberen om het verloren verleden terug te halen, hebben een statische en regressieve visie. Op die manier wordt het geloof een ideologie als een andere en geen levende ervaring.”

Van Argentinië tot Gaza

In hoofdstuk 12 (p. 153-170), onder de titel ‘Ze verslinden mijn volk alsof het brood is’, staat de paus stil bij de periode van de dictatuur in Argentinië onder president Videla. Hij was toen de provinciale overste van de Jezuïeten.

Die gruwelijke periode van talrijke moorden op de kritische tegenstanders van het regime hangt hij op aan het verhaal van één vrouw: Esther Ballestrino de Careaga. Tijdens zijn studies had ze een grote invloed op hem. Het is een zeer krachtig hoofdstuk waaruit blijkt dat hij in die tijd alles heeft gedaan om het gruwelijke leed van mensen te verzachten en dat hij via die weg heeft gedaan wat hij kon. Ik laat het aan de lezer over om hierover te oordelen.

In de laatste hoofdstukken van de autobiografie blijft de paus reflecteren over hedendaagse maatschappelijke problemen naar aanleiding van allerlei bezoeken die hij brengt aan plaatsen van heil en onheil, van onrecht en vrede: Auschwitz-Birkenau, Zuid-Soedan, Kinshasa, de vereenzaming van velen naar aanleiding van de pandemie, de verwoeste stad Mosoel en Bagdad, het eiland Lesbos met de vele vluchtelingen, waarbij hij respect betuigt voor de linkse Griekse premier Alexis Tsipras, als politicus is die ten minste strijdt voor de rechten van zijn volk.

Alle kinderen beschouwen als je eigen kinderen, is het tegengif tegen de ontmenselijking

Op p.311 schrift hij naar aanleiding van de laatste oorlogssituaties (Oekraïne en Gaza): “Alle kinderen beschouwen als je eigen kinderen, is het tegengif tegen de ontmenselijking die elke gerechtvaardigde  aanspraak op het bestaan verandert in een steeds bloederige strijd om het niet-bestaan van de ander.”

“De geschiedenis leert ons op bittere wijze dat nationalisme en het uitsluiten van mensen ook rampzalige gevolgen heeft voor degenen die het doen” (p 299)

Hoop, barmhartigheid en vergevingsgezindheid

Ik moet als afronding van deze recensie nog iets schrijven over drie woorden die naar mijn aanvoelen de diepe spiritualiteit van Franciscus typeren: op de eerste plaats de titel van het boek ‘Hoop’, en daarnaast barmhartigheid en vergevingsgezindheid. Dat is de actualisering van barmhartigheid en compassie (tenminste in de oorspronkelijke betekenis van dit woord).

Hoop wordt in het klassieke christelijke denken vaak geassocieerd met een leven over de grenzen van de dood heen, kortom met hoop op een leven na de dood. Ik ga ervan uit dat de paus als katholieke theoloog zich in dit geloofsvertrouwen herkent, toch zegt hij daarover niet veel in zijn autobiografie, waarvan hij vermoedt en hoopt dat ze ook door niet-christenen zal worden gelezen.

Hoop houdt in dat het leven sterker is dan de dood

Daarom geeft Franciscus vooral een seculiere invulling van de hoop, die gepaard gaat met een maatschappelijk perspectief dat geworteld is in de bevrijdingstheologie van Latijns-Amerika. Het is een perspectief, gedragen door de hoop dat het leven sterker is dan de dood, en dat de dood (in al zijn vormen: slavernij, onderdrukking, oorlog) toch niet het laatste woord heeft. Deze hoop wordt bijbels verwoord in de opstanding of verrijzenis van de gekruisigde Jezus.

Ten slotte wijd ik nog enkele woorden aan het hart van Franciscus’ spiritualiteit: barmhartigheid en mededogen — solidair en luisterbereid meeleven met lijdende mensen. Dat blijkt duidelijk uit de empathische houding van de paus tegenover gevangenen die recht hebben op vergeving en een nieuw begin van hun leven.

Tijdens zijn bezoek aan België was er een ontmoeting gepland met katholieke groepen en bewegingen werken met mensen in kwetsbare posities. Deze ontmoeting vond plaats in de Basiliek van Koekelberg.

“We willen ook een profetische kritiek richten tegen een destructief gevangenissysteem en de tendens om steeds grotere groepen mensenvvan hun vrijheid te beroven.”

Pieter De Wittegevangenisaalmoezenier in de Leuvense hulpgevangenis en docent Levensbeschouwing en detentie aan de KU Leuven, werd gevraagd om het woord tot de paus te richten namens zijn collega-gevangenisaalmoezeniers.

Hij zei toen letterlijk het volgende: “In ons werk worden wij aangespoord door de oproep van Jezus om naar de gevangenen toe te gaan. We ontmoeten hen in zeer penibele omstandigheden. De gevangenis is een plaats van isolement, frustratie en onzekerheid.

De vraag om barmhartig te zijn tegenover gedetineerden spoort ons daarom niet alleen aan om gevangenen te bezoeken. We willen ook een profetische kritiek richten tegen een destructief gevangenissysteem en tegen de tendens in de samenleving om steeds grotere groepen mensen — plegers van misdrijven, mensen zonder verblijfsrecht, mensen met psychiatrische problemen — van hun vrijheid te beroven.

De roep om rechtvaardigheid gaat vooral over politieke, maatschappelijke en economische keuzes

Tegelijkertijd — en dit is de moeilijkheid die wij voelen — lijkt barmhartigheid niet te volstaan. Het maatschappelijke verlangen naar een rechtvaardige straf en een veilige samenleving is een authentiek en rechtmatig verlangen. Van de gedetineerden zelf leren wij trouwens dat ze vaak geen barmhartigheid willen, maar vooral rechtvaardigheid.”

Uit de autobiografie van deze paus, die zo sterk de nadruk legt op barmhartigheid, blijkt dat hij niet ongevoelig is voor de vraag naar rechtvaardigheid. Waar barmhartigheid vooral in de sfeer blijft van de interpersoonlijke betrokkenheid bij het leven van de ander, gaat het in de roep om rechtvaardigheid vooral om politieke, maatschappelijke en natuurlijk ook economische keuzes.

Franciscus: een menselijke paus

Ook al baden de woorden van paus Franciscus vanzelfsprekend in een religieuze en theologische taal, die ook mij als bijbels theoloog soms moeilijk in de oren klinkt, toch heeft zijn autobiografie me soms diep ontroert. Ik werd bij de lectuur geconfronteerd met de authentieke getuigenis van een mens die, ondanks zijn functie, toch volledig mens — tussen en voor — de mensen is gebleven.

Ik sluit af met twee korte citaten:

“Het leven is de kunst van de ontmoeting, ondanks talloze meningsverschillen (Vinicius de Morales).” (p. 118)

“De economie en wat de economie oproept zijn in verval. Er is een Spaans spreekwoord dat zegt: als je kraaien houdt, pikken ze je de ogen uit. Wij hebben de wereld vervuild en geplunderd en ons eigen leven (als mensheid) in gevaar gebracht.” (p. 281)