Hoge risico-inschatting inbraakslachtoffers
Inbraakslachtoffers voelen zich niet alleen onveiliger, ze denken ook een groter risico te lopen om opnieuw een woninginbraak mee te maken. Van de slachtoffers bij wie in de afgelopen 12 maanden een keer werd ingebroken denken bijna 4 op de 10 dat de kans op een nieuwe inbraak in het komende jaar (heel) groot is. Van degenen bij wie meermaals werd ingebroken denken bijna 6 op de 10 dat. Van de personen bij wie in het afgelopen jaar niet werd ingebroken denkt minder dan 1 op de 10 dat dit zal gebeuren.
Meer vermijdingsgedrag, meer voorzorgsmaatregelen
Inbraakslachtoffers vermijden thuis ook vaker onveilige situaties en ze gedragen zich voorzichtiger. Van degenen die in de afgelopen 12 maanden een keer een woninginbraak meemaakten, zegt 16 procent ’s avonds vaak niet open te doen uit veiligheidsoverwegingen. Van degenen die meerdere keren slachtoffer waren, zegt 26 procent dit. Dit is respectievelijk twee en drie keer zo vaak als bij personen die in de afgelopen 12 maanden geen inbraakslachtoffer waren (8 procent). Ook laten slachtoffers van woninginbraak vaker ’s avonds het licht branden bij afwezigheid. Een meerderheid van 55 à 60 procent zegt dit vaak te doen, tegen 45 procent van degenen die geen slachtoffer zijn geweest.
Meer beveiligingsmaatregelen
Na de inbraak treffen slachtoffers veelal maatregelen om hun woning (extra) te beveiligen. Van degenen die in de afgelopen 12 maanden slachtoffer waren van woninginbraak had voorafgaand aan de inbraak 56 procent extra veiligheidssloten op de buitendeuren. Na de inbraak is dat gestegen naar 72 procent. Vóór de inbraak had een kwart van de mensen buitenverlichting (zonder sensor), na de inbraak was dat ruim de helft. Ook voor andere beveiligingsmaatregelen, zoals camerabewaking of een alarminstallatie, geldt dat die na de woninginbraak vaker aanwezig zijn.