Steeds meer jongvolwassenen werken al bij verlaten ouderlijk huis

Leestijd: 2 minuten
[su_heading]Woensdag 10 mei 2023 – 06:00 uur – Bron: CBS/Tanja Traag – Beeld: publiek domein[/su_heading]

 -Heerlen- In 2019 werkte 66 procent van de jongvolwassenen bij het verlaten van het ouderlijk huis. In 2011 was dit nog 56 procent. Het aandeel dat nog naar school ging of studeerde nam juist af. Jongvolwassenen gingen gemiddeld later zelfstandig wonen, maar keerden ook minder vaak terug naar het ouderlijk huis. Dat blijkt uit een onderzoek van het CBS naar uit huis gaan en terugkeren van 18- tot 31-jarigen. Lees verder onder de reclame> 

In 2019 verliet 16 procent van de 18- tot 31-jarige thuiswonenden het ouderlijk huis. In 2012 was dit nog 20 procent. Onder 18- tot 21-jarigen was de afname in uit huis gaan het sterkst. In 2012 ging 13 procent van de thuiswonende 18-jarigen uit huis, in 2019 nog maar 8 procent. Dat is een afname van ruim 40 procent.

Vaker werkend bij uit huis gaan

Vanaf 2014 nam het aandeel jongvolwassenen dat uit huis ging als scholier of student af, terwijl het aandeel werkenden toenam. In 2019 was 28 procent van de jongvolwassenen die uit huis gingen student of scholier, 66 procent werkte, waarvan iets minder dan de helft met een vaste arbeidsovereenkomst. In 2013 was nog bijna 40 procent van de jongvolwassenen student of scholier bij het verlaten van het ouderlijk huis.

Minder jongvolwassenen gaan weer thuis wonen

Het aandeel uitwonende 18- tot 31-jarigen dat terugkeerde naar het ouderlijk huis (ook wel ‘boemerangkinderen’ genoemd) nam af van 5,4 procent in 2017 naar 4,6 procent in 2020. Dat is een afname van 15 procent. Jongvolwassenen kunnen om verschillende redenen weer bij hun ouders gaan wonen, bijvoorbeeld omdat zij in financiële moeilijkheden komen of hun relatie met de partner waarmee zij samenwoonden verbreken.

Beter voorbereid op zelfstandig wonen

Uit het onderzoek van CBS blijkt dat jongvolwassenen gemiddeld minder vaak terugkeren naar het ouderlijk huis doordat ze ouder zijn en vaker werken als ze uit huis gaan. Doordat jongvolwassenen steeds minder vaak uit huis gaan terwijl ze nog studeren en nog relatief jong zijn, zijn zij mogelijk beter voorbereid op zelfstandig wonen. Zij hebben vaker een stabiel inkomen en hebben meer tijd gehad om zich voor te bereiden op het verlaten van het ouderlijk huis. Mogelijke andere redenen voor de afname van het aantal boemerangkinderen – bijvoorbeeld krapte op de woningmarkt, waardoor jongvolwassenen mogelijk minder snel hun zelfstandige woonruimte opgeven om (tijdelijk) naar hun ouders terug te keren – zijn in dit onderzoek niet meegenomen.