Eind 2020 waren er 315 rioolwaterzuiveringsinstallaties in Nederland, 2 minder dan een jaar eerder. Door schaalvergroting neemt het aantal installaties nog steeds af. De installaties worden beheerd door 21 waterschappen. Rioolwaterzuiveringsinstallaties halen bijna alle biologisch afbreekbare vervuiling uit het rioolwater en spelen daarmee een belangrijke rol in de preventie van watervervuiling. Rioolwater is een mengsel van afvalwater van bedrijven, huishoudens en regenwater.
Sterke afname restlozingen stikstof en fosfor sinds 1990
Stikstof en fosfor worden gemiddeld voor 85 en 88 procent uit het rioolwater gehaald. Deze stoffen veroorzaken voedselverrijking (eutrofiëring) van het oppervlaktewater, wat kan leiden tot overmatige algengroei. De restlozing van stikstof door rioolwaterzuiveringsinstallaties was in 2020 14,3 miljoen kilogram, vrijwel evenveel als het jaar daarvoor, maar 64 procent minder dan in 1990. De restlozing van stikstof draagt voor bijna 18 procent bij aan de totale belasting van het oppervlaktewater met stikstof en was daarmee in 2020 qua omvang de derde bron na de landbouw en depositie uit de lucht.
In 2020 bedroeg de restlozing van fosfor door rioolwaterzuiveringsinstallaties 1,64 miljoen kilogram, 7 procent minder dan een jaar eerder en 74 procent minder dan in 1990. Bij fosforverbindingen zijn de rioolwaterzuiveringsinstallaties na de landbouw de belangrijkste bron en dragen voor een kwart bij aan de totale belasting van het oppervlaktewater.
De afname van de totale belasting van het oppervlaktewater met stikstof en fosfor is het gevolg van Europese en nationale regelgeving ter verbetering van de rioolwaterzuiveringsinstallaties, beperking van bemesting, sanering van industriële lozingen en beperking van de luchtemissies.
Meeste rioolwater geloosd op de grote rivieren
Bijna 30 procent van de stikstof in het gezuiverde rioolwater werd in 2020 geloosd op de grote rivieren. Kleine rivieren en beken ontvingen circa 25 procent zodat uiteindelijk meer dan de helft van de stikstof in gezuiverd rioolwater in stromend water terechtkomt. De rest ging voor het merendeel naar kanalen (25 procent), polderwater (14 procent) en zout kustwater (8 procent).
Stilstaande wateren zijn gevoeliger voor eutrofiëring dan stromende. Waterschappen zorgen er daarom voor dat rioolwaterzuiveringsinstallaties die lozen op polderwater en meren gemiddeld een hoger zuiveringsrendement hebben voor stikstof; achtereenvolgens zo’n 87 tot 89 procent. Bij lozing op de grote rivieren wordt 81 procent verwijderd; bij lozing op zout kustwater is dat gemiddeld 83 procent. Door de grote verdunning is bij deze wateren het effect van de restlozing op de waterkwaliteit veel lager.
Bij fosfor geeft de verdeling van de restlozing over de verschillende watertypen en het verschil in zuiveringsrendement per watertype waarop geloosd wordt, vrijwel hetzelfde beeld als bij stikstof.
Terugwinning grondstoffen en hergebruik gezuiverd afvalwater toegenomen
In 2020 waren er 14 projecten bij rioolwaterzuiveringsinstallaties om grondstoffen terug te winnen. In totaal werd tot 1,5 miljoen kilogram fosforhoudende meststoffen geproduceerd met naar schatting 0,19 miljoen kilogram fosfor. Stikstof wordt niet teruggewonnen uit rioolwater.
Door speciale zeeftechnieken werd er ook tussen de 1,5 en 2 miljoen kilogram cellulose, de grondstof van wc-papier, uit het rioolwater verwijderd. Er vinden nog diverse onderzoeken plaats naar geschikte toepassingen. De cellulosepulp wordt nu nog vooral met andere afvalstromen vergist.
Bij 8 rioolwaterzuiveringsinstallaties werd een deel van het gezuiverde afvalwater extern hergebruikt, voornamelijk als grondstof voor proceswater in de industrie. In 2020 was dat hergebruik naar schatting 7,5 miljoen kubieke meter, ofwel 0,4 procent van het totale volume gezuiverde rioolwater.