Het stikstofoverschot wordt berekend door de aangevoerde hoeveelheid stikstof (onder andere in de vorm van krachtvoer en kunstmest) te verminderen met de hoeveelheid stikstof die is vastgelegd in dierlijke (vlees, melk, eieren) en plantaardige producten (akkerbouwgewassen en tuinbouwgewassen), en de stikstof die is afgevoerd buiten de landbouw (export, mestverwerking, gebruik particulieren). In het kort, het stikstofoverschot is het deel van de stikstof dat niet benut wordt.
Daling stikstof vooral door minder uitscheiding dierlijk mest
De belangrijkste factor in de daling van het stikstofoverschot is de afname van stikstof in dierlijk mest: van 489 miljoen kilogram in 2020, naar 471 miljoen kilogram in 2021 (-3,7 procent). De stikstofuitscheiding in de melkveehouderij nam zelfs met 4,7 procent af, met name door een lager stikstofgehalte van kuilgras. De rundveestapel veranderde nagenoeg niet in omvang. Weersomstandigheden zorgden in de periode 2017–2020 voor juist voor relatief hoge stikstofgehalten in ruwvoer zoals gras en mais.
De stikstofuitscheiding van de varkenssector en pluimveesector daalde van 92 en 55 miljoen kilogram in 2020, naar 89 en 54 miljoen kilogram in 2021. Deze daling hangt vooral samen met het aantal dieren. Varkens en kippen krijgen namelijk, in tegenstelling tot rundvee, geen ruwvoer waarvan de samenstelling (waaronder het stikstofgehalte) afhankelijk is van weeromstandigheden maar krachtvoer met onder meer een constant stikstofgehalte. In 2021 was het aantal vleesvarkens 3,3 procent lager dan het jaar daarvoor. Het aantal vleeskuikens in de pluimveehouderij lag ruim 14 procent onder het niveau van 2020.
Daling stikstofopname in plantaardige en dierlijke producten
In 2021 werd er in totaal 83 miljoen kilogram stikstof afgevoerd via plantaardige producten, een daling van 1 miljoen kilogram stikstof ten opzichte van een jaar eerder. Dit komt deels voor rekening van de teelt van aardappelen.
Verder ging 202 miljoen kilogram stikstof naar dierlijke producten (vlees, melk en eieren), 6 miljoen kilogram minder dan een jaar eerder. Deze ontwikkeling hangt samen met het lage stikstofgehalte in het kuilgras en met de afname van het aantal varkens en pluimvee.
Ook werd er 279 miljoen kilogram stikstof afgevoerd via ruwvoer. 266 miljoen kilogram kwam weer terecht in de veehouderij als veevoer, het overige deel ging naar de voorraden. Er werd in 2021 meer ruwvoer in onder meer balen en kuilen opgeslagen dan dat er uit werd gehaald. De jaren daarvoor was dat precies andersom.
Minder aanvoer stikstof uit krachtvoer en kunstmest
De twee grootste bronnen van stikstof in de landbouw in 2021 waren krachtvoer (408 miljoen kilogram) en kunstmest (213 miljoen kilogram). De toevoer van stikstof uit krachtvoer was 7 miljoen kilogram lager dan in 2020, van kunstmest was dat 4 miljoen kilogram. Ook dit heeft er voor gezorgd dat het totale stikstofoverschot in 2021 lager is dan het jaar daarvoor.
Stikstofoverschot in vijf jaar tijd met ruim 10 procent gedaald
Het stikstofoverschot in de landbouw is in 2021 vergeleken met 2016 met 12,5 procent gedaald. De daling is vooral sinds 2017 zichtbaar, mede door maatregelen die de fosfaatproductie onder het Europese plafond moesten brengen. Deze maatregelen leidden onder andere tot een afname van de melkveestapel en daarmee ook tot een daling van de stikstofuitscheiding. Ondertussen is 2021 het vierde achtereenvolgende jaar dat de stikstofuitscheiding in de landbouw onder het stikstofplafond van de Europese Unie ligt.
De uitscheiding van stikstof in de vorm van dierlijke mest is in 2021, vergeleken met 2016, met 6,6 procent afgenomen. De aanvoer uit krachtvoer nam tegelijkertijd met 6,8 procent af. De afzet van stikstof buiten de landbouw (waaronder export, mestverwerking en gebruik door particulieren) daalde met 21 procent. Het aantal kilogram stikstof in kunstmest dat in de landbouw gebruikt werd daalde in 2016-2021 met 7 procent.