Straatsburgse rechtbank zet stap richting verplichte erkenning van het homohuwelijk

Leestijd: 2 minuten

Maandag 14 april 2025 – 06:22 uur – Bron: Redactie Kerk/ADN/KNA – Beeld: Talpa

-Straatsburg- In minder dan 15 jaar zijn de Europese rechtbanken van een situatie waarin het niet nodig was het homohuwelijk te erkennen, overgegaan op een situatie waarin staten worden veroordeeld die het huwelijk niet wettelijk erkennen. De meest recente vermaning richting Polen bevestigt deze trend. 

De Europese Unie werkt stap voor stap aan een brede erkenning van het homohuwelijk, ook in landen die dit niet in hun nationale wetgeving opnemen. Hoewel dit in theorie de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten blijft, worden er in de praktijk verplichtingen opgelegd die rechtstreeks van invloed zijn op hun soevereiniteit op dit vlak.

In een recente aanbeveling heeft de advocaat-generaal van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) geoordeeld dat het recht op vrij verkeer van Europese burgers – met inbegrip van hun gezinnen – voorrang moet krijgen boven nationale wetten die het homohuwelijk niet erkennen. Hoewel erkend wordt dat de Burgerlijke Stand een verantwoordelijkheid van de staat is, wordt gesteld dat het weigeren van een dergelijke erkenning aan paren van hetzelfde geslacht die in het buitenland getrouwd zijn “het recht op respect voor het privé- en gezinsleven zou ondermijnen.”

Er wordt specifiek gekeken naar de situatie in Polen, een land waar het homohuwelijk niet is toegestaan ​​en waar het niet is toegestaan ​​om dit in te schrijven in de Burgerlijke Stand. Volgens de Advocaat-Generaal zou de Staat, indien hij dergelijke verbintenissen niet als huwelijken wil registreren, op zijn minst een gelijkwaardig mechanisme moeten instellen om de rechtsgeldigheid ervan tegenover derden te garanderen in zaken als erfrecht, belastingen en eigendomsrechten.

Hoewel dit advies nog geen definitieve uitspraak is, beslist het HvJ-EU in 75% van de gevallen uiteindelijk in overeenstemming met de aanbevelingen van de advocaat-generaal. Er zij aan herinnerd dat hetzelfde hof in zijn arrest in de zaak Coman e.a. (C-673/16, van 5 juni 2018) de lidstaten reeds had verplicht het verblijfsrecht van echtgenoten van hetzelfde geslacht die in een ander land zijn gehuwd, te erkennen, overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stelde in het arrest Schalk en Kopf tegen Oostenrijk (2010) dat artikel 12 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens staten niet verplicht om dergelijke ‘huwelijken’ te erkennen, maar het verbiedt ze ook niet. De doctrine ervan is echter geëvolueerd. In de zaak Oliari e.a. tegen Italië (2015) oordeelde het Hof dat er een vorm van wettelijke erkenning moet zijn om het privé- en gezinsleven te beschermen (art. 8 van het Verdrag). Dit argument wordt nu ook naar voren gebracht door de advocaat-generaal van het HvJ-EU.

Globaal is deze jurisprudentiële ontwikkeling in ruim tien jaar tijd gegaan van een niet-vereiste tot het in de praktijk opleggen van de erkenning van het homohuwelijk in de staten die partij zijn bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.