-Heerlen- In het tweede kwartaal van 2024 was de uitstoot van broeikasgassen 4 procent lager dan in hetzelfde kwartaal van 2023. Dat komt vooral doordat de elektriciteits- en de mobiliteitssector minder hebben uitgestoten. Dit melden het CBS en RIVM/Emissieregistratie op basis van de voorlopige kwartaalcijfers over de broeikasgassenuitstoot conform de richtlijnen van het IPCC.
Minder uitstoot door elektriciteitssector
De uitstoot van broeikasgassen in de elektriciteitssector was 17 procent lager dan in het tweede kwartaal van 2023. Vooral door een toename van de elektriciteitsproductie uit wind heeft de elektriciteitssector minder steenkool en aardgas verbruikt. Door de forse emissiedaling was ook het aandeel van de elektriciteitssector in de totale broeikasgasemissies kleiner, 13 procent in het tweede kwartaal van 2024 tegen 15 procent in het tweede kwartaal van 2023.
Ook lagere uitstoot van de mobiliteitssector en de gebouwde omgeving
De uitstoot van de mobiliteitssector was 11 procent lager dan een jaar eerder. Dat komt onder meer doordat er vorig jaar in juni een piekverbruik was van diesel, wat mogelijk samenhangt met de accijnsverhoging op motorbrandstoffen per 1 juli 2023. Ook is het elektrisch verkeer toegenomen. Verder is in het tweede kwartaal van 2024 minder aardgas verbruikt voor het verwarmen van huizen en gebouwen, vooral door het zachtere weer in april in vergelijking met 2023. Hierdoor heeft de gebouwde omgeving 8 procent minder broeikasgassen uitgestoten.
De industrie stoot meer uit
De industrie heeft 4 procent meer broeikasgassen uitgestoten dan in het tweede kwartaal van 2023. Het kolenverbruik was groter dan vorig jaar, toen er groot onderhoud werd uitgevoerd bij de hoogovens. Ook verstookte de industrie meer aardgas. Daartegenover stond dat de industrie minder olie verbruikte. Door de forse emissiestijging was ook het aandeel van de industrie in de totale broeikasgasemissies groter, 36 procent in het tweede kwartaal van 2024 tegen 33 procent in het tweede kwartaal van 2023.
Het CBS berekent ook de uitstoot van CO2 door alle Nederlandse economische activiteiten volgens de nationale rekeningen. Hierbij wordt in vergelijking met de uitstoot volgens de IPCC-definities ook de CO2-uitstoot van de internationale lucht- en zeevaart en de uitstoot door verbranding uit biomassa door personen en bedrijven behorend tot de Nederlandse economie meegenomen. In de tekst hieronder worden de CO2-emissies conform de berekeningswijze van de nationale rekeningen gepresenteerd.
CO2-uitstoot Nederlandse economie 6,6 procent lager
De CO2-uitstoot door de Nederlandse economie was in het tweede kwartaal 6,6 procent lager dan in hetzelfde kwartaal van 2023. Het bruto binnenlands product groeide in dezelfde periode met 0,8 procent. De daling van de CO2-uitstoot komt vooral door een lagere inzet van steenkool en aardgas door elektriciteitscentrales en minder verbruik van motorbrandstoffen door huishoudens.
De totale uitstoot hangt ook samen met de weersomstandigheden. Als het warmer is, wordt er minder uitgestoten omdat er minder aardgas nodig is voor verwarming. Gecorrigeerd voor het weerseffect kwam de daling van de CO2-uitstoot door de Nederlandse economie uit op 4,9 procent.
In het tweede kwartaal van 2024 was de CO2-uitstoot door het cluster landbouw, delfstoffenwinning, industrie en bouwnijverheid 2,4 procent hoger dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Vooral de basismetaal en aardolie-industrie hebben meer uitgestoten, terwijl de bouwnijverheid minder CO2 heeft uitgestoten.
De transportsector heeft 3,8 procent meer CO2 uitgestoten dan een jaar eerder. Dat is vooral toe te schrijven aan de luchtvaart. De CO2-emissies van de Nederlandse luchtvaart waren bijna 4 procent hoger dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Ook de emissies door de zeevaart waren hoger ten opzichte van het tweede kwartaal van 2023.