-Heerlen- Het aantal vacatures nam in het eerste kwartaal af met 7 duizend terwijl het aantal werklozen met 16 duizend toenam. De arbeidsmarkt werd hierdoor minder krap. Voor elke 100 werklozen waren er 101 openstaande vacatures. Het aantal banen daalde voor het eerst in ruim 4 jaar licht (-14 duizend). Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.
Aan het einde van het eerste kwartaal stonden er 395 duizend vacatures open. Dat zijn 7 duizend vacatures minder dan in het vierde kwartaal van 2024. In dat kwartaal steeg het aantal juist met 4 duizend, wat de eerste toename was sinds halverwege 2022. De meeste vacatures zijn in de handel, de zorg en de zakelijke dienstverlening. Deze drie bedrijfstakken zijn goed voor ruim de helft van alle openstaande vacatures.
Vacatures in de industrie en handel nemen meest af
In de meeste bedrijfstakken daalde het aantal vacatures licht met 1 duizend of bleef het ongeveer gelijk in het eerste kwartaal. In de industrie en handel was de afname met 2 duizend het grootst en stonden aan het einde van het eerste kwartaal respectievelijk 31 duizend en 71 duizend vacatures open.
Meer vacatures in financiële dienstverlening en bouw
In de financiële dienstverlening en de bouw nam het aantal vacatures met 2 duizend toe, waardoor er respectievelijk 10 duizend en 30 duizend vacatures openstonden aan het einde van het eerste kwartaal.
Minder nieuwe en meer vervulde vacatures
In het eerste kwartaal ontstonden er 365 duizend vacatures, dat is 2 duizend minder dan in het vierde kwartaal. Er werden in totaal 372 duizend vacatures vervuld. Dat is 9 duizend meer dan een kwartaal eerder.
De vacaturegraad nam in het afgelopen kwartaal iets toe, tot 44. Dit betekent dat er per duizend banen van werknemers 44 vacatures open stonden. De bedrijfstak met de hoogste vacaturegraad bleef de bouw (81). Al langere tijd is de vacaturegraad in het onderwijs het laagst. In het eerste kwartaal ging het om 17 vacatures per duizend banen.
Afname van zelfstandigenbanen
In het eerste kwartaal nam het aantal banen af met 14 duizend, een daling van 0,1 procent. Het is de eerste afname sinds het vierde kwartaal van 2020. De afname komt door een daling van het aantal zelfstandigenbanen met 52 duizend (-2,0 procent). Deze ontwikkeling past bij het beeld dat bedrijven naar verwachting minder zzp’ers zullen inhuren in 2025. Zie ook: Ruim 4 op de 10 bedrijven verwachten minder zzp’ers in te huren in 2025.
Het aantal zelfstandigenbanen bedroeg ruim 2,5 miljoen. Ruim 1 op de 5 banen is een zelfstandigenbaan. Bij werknemers nam het aantal banen toe met 38 duizend (+0,4 procent), naar ruim 9,1 miljoen.
Minder banen in meerdere bedrijfstakken
Het aantal banen daalde in de handel, vervoer en horeca met 23 duizend (0,8 procent). In deze bedrijfstak was zowel het aantal banen van werknemers als dat van zelfstandigen lager dan in het kwartaal ervoor. Ook in de zorg (-7 duizend), bouwnijverheid (-5 duizend), de industrie en het onderwijs (beide -3 duizend), nam het aantal banen af.
In het openbaar bestuur kwamen er in het eerste kwartaal 6 duizend banen bij. Dit zijn werknemersbanen. Ook in de uitzendbranche (+5 duizend) en de ICT (+4 duizend) nam het aantal banen toe.
Gewerkte uren gedaald
Werknemers en zelfstandigen werkten in het eerste kwartaal in totaal ruim 3,7 miljard uur. Dat is, gecorrigeerd voor seizoensinvloeden, 0,5 procent minder dan het kwartaal ervoor. Het aantal gewerkte uren van zelfstandigen daalde het relatief meest, met 1,8 procent. Het aantal gewerkte uren van werknemers daalde met 0,2 procent.
Werkloosheid toegenomen
Er waren in het eerste kwartaal 390 duizend mensen werkloos, dat is 3,8 procent van de beroepsbevolking. Hiermee is de werkloosheid toegenomen ten opzichte van een kwartaal eerder, toen het werkloosheidspercentage 3,7 was.
Het gaat bij werklozen om mensen die geen betaald werk hebben, maar daar wel recent naar hebben gezocht en op korte termijn beschikbaar zijn. De werkloosheid nam bij alle leeftijdsgroepen (15 tot 25, 25 tot 45 en 45 tot 75 jaar) toe.
Meer nieuwe baanzoekers
Het aantal werklozen in het eerste kwartaal van 2025 is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en de niet-beroepsbevolking. Het onderstaande schema laat die stromen zien.
Aan de ene kant kwamen er werklozen bij doordat mensen op zoek gingen naar werk maar niet direct een baan vonden (van niet-beroepsbevolking naar werkloos). Deze stroom was groter dan de tegenovergestelde stroom van werkloos naar niet-beroepsbevolking. Per saldo was er daardoor in het eerste kwartaal van 2025 een toestroom van 38 duizend werklozen vanuit de niet-beroepsbevolking. Dit is meer dan in het vorige kwartaal (23 duizend). De niet-beroepsbevolking bestaat uit mensen die niet kort geleden naar werk hebben gezocht en/of daarvoor niet direct beschikbaar waren.
Aan de andere kant daalde de werkloosheid doordat meer werklozen werk vonden dan er werkenden werkloos raakten. Hierdoor liep de werkloosheid in het eerste kwartaal terug met 22 duizend. Dit is ongeveer evenveel als in het vorige kwartaal (23 duizend). Bij elkaar resulteerden deze onderliggende stromen in een toename van 16 duizend werklozen.
Vooral meer kortdurend werklozen
Het aantal langdurig werklozen, degenen die al een jaar of langer op zoek zijn naar werk, nam in het eerste kwartaal van 2025 licht toe, van 60 duizend naar 63 duizend. Het aantal werklozen die korter dan een jaar zonder werk zitten, nam toe van 314 duizend naar 328 duizend. Het percentage langdurig werklozen bleef met 16 procent gelijk ten opzichte van een kwartaal eerder.
Onbenut arbeidspotentieel toegenomen
Mensen zonder werk die óf niet recent naar werk hebben gezocht óf die niet direct zouden kunnen beginnen, zijn niet opgenomen in de werkloosheidscijfers. Bovendien blijven deeltijdwerkers die meer uren willen werken buiten beschouwing. Het CBS brengt de omvang en samenstelling van deze deelgroepen van het zogenoemde onbenut arbeidspotentieel wel in kaart.
Het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit vier deelgroepen. Het ging in het eerste kwartaal naast 390 duizend werklozen om 179 duizend mensen die direct beschikbaar waren voor werk, maar niet recent hebben gezocht. Daarnaast waren er 104 duizend mensen die niet beschikbaar waren, maar wel hebben gezocht. Deze twee laatste groepen worden ook wel semiwerklozen genoemd. De vierde groep bestond uit 518 duizend onderbenutte deeltijdwerkers. In tegenstelling tot de andere groepen hebben zij wél betaald werk. Zij geven aan in deeltijd te werken, meer uren te willen werken en hiervoor ook direct beschikbaar te zijn. De toename van het onbenut arbeidspotentieel komt door een toename van het aantal werklozen en het aantal onderbenutte deeltijdwerkers. Het aantal semiwerklozen nam iets af.