Vissen en bodemdieren in Oosterschelde afgelopen 30 jaar afgenomen

Leestijd: 3 minuten
Woensdag 19 februari 2025 -06:12 uur – Bron: Redactie Binnenland/CBS-Vinodh Lalta – Beeld: MB
-Heerlen- De populaties van 37 kenmerkende soorten vissen en bodemdieren van de Oosterschelde zijn sinds 1994 gemiddeld met 28 procent achteruitgegaan. Van 15 van deze soorten gaan de aantallen achteruit, zoals schol, mossel en Europese zeekreeft, terwijl 8 soorten (waaronder purperslak en platte oester) toenemen. Dat blijkt uit analyses van het CBS van gegevens uit het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO) van Stichting ANEMOON.
De Oosterschelde heeft een unieke biodiversiteit, en is aangewezen als Europees beschermd habitat van het type ‘grote, ondiepe kreken en baaien’. De dijken langs de Oosterschelde zijn versterkt met basaltblokken. Op of tussen deze stenen leven veel diersoorten, zoals zeeanemonen, kreeftachtigen en schelpdieren. Veel vissoorten zoeken er voedsel of zetten er eieren af.

Afname 15 soorten vissen en bodemdieren, 8 soorten nemen toe

De toestand van de onderwaternatuur van de Oosterschelde wordt gemonitord aan de hand van 37 kenmerkende soorten. Het gaat hierbij om vissen, en vastzittende en kruipende bodemdieren, zoals zakpijpen, zeesterren, kreeftachtigen, weekdieren, wormachtigen, zeeanemonen en kwalachtigen. Deze soorten zijn voor een belangrijk deel afhankelijk van de kunstmatige onderwaterrotskust van de Oosterschelde.

Van 8 soorten stijgt de trend, de populaties van 15 soorten gaan achteruit. 10 soorten zijn stabiel, en 4 soorten hebben een onzekere trend.

Sterke afname kenmerkende vissen Oosterschelde

De voor de Oosterschelde kenmerkende vissen (waaronder schol en gewone zeedonderpad) zijn als groep sterk achteruit gegaan in de periode 1994-2023 (60 procent). Kruipende bodemsoorten (zoals strandkrab en zeekreeft) vertoonden gemiddeld nog een toename in de periode 1994-2018, maar vanaf ongeveer 2019 zette een afname in van deze soortgroep. Vastzittende bodemdieren (zoals de pauwkokerworm) namen gemiddeld juist af tot 2018, en nemen sinds 2019 als groep weer iets toe.

De afname van vissen hangt onder meer samen met toenemende temperaturen van het Oosterscheldewater in de zomer. Vissen gaan daarom steeds vaker naar diepere (koudere) delen van de Noordzee.

Diverse kreeftachtigen, die afhankelijk zijn van holtes tussen de rotsen, vinden deze minder gemakkelijk omdat ze plaatselijk zijn volgestort met staalslakken (een restproduct uit de staalindustrie).

Fors minder zeenaaktslakken, recente afname kreeftachtigen

De kenmerkende diersoorten zijn geselecteerd omdat ze samen iets zeggen over de natuurkwaliteit van het leefgebied ‘grote, ondiepe kreken en baaien’. Ze vormen echter geen volledige afspiegeling van het dierenleven in de Oosterschelde. Zo zijn er relatief weinig zeenaaktslakken, kwalachtigen en kreeftachtigen opgenomen in deze selectie van 37 soorten.

De gemiddelde trend van 16 soorten zeenaaktslakken is in 1994-2023 met bijna 70 procent afgenomen. De trend van een zevental kwalachtigen gaat met bijna 20 procent achteruit. Hoewel de gemiddelde trend van kreeftachtigen (21 soorten) nog licht toeneemt in deze periode, laten recente ontwikkelingen (na 2023) een sterke afname zien van het aantal zeekreeften en heremietkreeften.

Effect toename exoten op inheemse diersoorten

In de Oosterschelde is het aantal door de mens geïntroduceerde soorten (exoten), afkomstig van wateren buiten Europa, de laatste tientallen jaren sterk toegenomen. Rond 2010 werden ruim 50 verschillende soorten exoten in de Oosterschelde vastgesteld, daarna zijn nog zeker 18 nieuwe exoten aangetroffen. Vaak komen deze soorten (per ongeluk) via de internationale scheepvaart in Nederlandse wateren terecht. Een aantal exoten is inmiddels massaal aanwezig, zoals de Japanse oester, druipzakpijp en Amerikaanse ribkwal. Daarnaast zijn er veel Europese soorten die door klimaatverandering hun verspreidingsgebied naar het noorden hebben uitgebreid.

De toename van deze nieuwe soorten heeft gevolgen voor de inheemse soorten, al is het negatieve effect soms van tijdelijke aard, en zijn er soms op termijn ook positieve effecten. Japanse oesters vormen bijvoorbeeld voor bepaalde soorten een geschikte ondergrond om zich op vast te zetten.