Strenge negentiende-eeuwse kloostermentaliteit
Volgens godsdienstsocioloog Wim Vandewiele (KU Leuven) zijn er diverse verklaringen voor de drastische daling van het aantal religieuzen. “Eén ervan is dat de strenge negentiende-eeuwse kloostermentaliteit de oorzaak was van zowel het succes van de actieve congregaties als van hun neergang. Tot de jaren 1950 genoten religieuzen een hogere sociale status.”
“Een nog specifiekere maatschappelijke verklaring is dat de toename van ontplooings-kansen voor vrouwen in de samenleving, zeker na 1960, een dramatische afname van het aantal intredingen veroorzaakte”, vervolgt professor Vandewiele. “Bovendien blijken onderwijs en ziekenzorg, terreinen waarin de kloosterlingen ontzettend veel realiseerden en grote en invloedrijke organisaties oprichtten, vandaag overgenomen door overheid en of leken.”
“Het religieuze leven in Vlaanderen van mannelijke en vrouwelijke religieuzen lijkt op een prachtig boek waarvan nu de laatste bladzijden worden geschreven. De gemiddelde leeftijd in de meeste ordes ligt rond of boven de tachtig jaar. De ene na de andere diocesane congregatie sluit de kloosterdeuren net als in Nederland en andere Europese landen. Paters en zusters, op enkele uitzonderingen na, lijken binnenkort tot het verleden te behoren”.